110 Franz von Papen en ‘die idiote Yankees’ (zondag 30 juli 1916)

Franz von Papen

Franz von Papen

Intrigeren was de tweede natuur van Franz von Papen, die vooral bekend is als de man die in 1933 Hitler voor zijn karretje dacht te kunnen spannen. Schimmiger is zijn verleden in de Eerste Wereldoorlog, al bestaat er geen twijfel meer over dat hij als militair attache achter tal van sabotageactiviteiten in Amerika stak.

097 Mata Hari en de benen gevouwen onder het lichaam (zondag 30 april 1916)

Wat kon een wereldberoemde naaktdanseres, afkomstig uit het Hoge Noorden van de Lage Landen, aan militaire geheimen doorspelen? Het zal allemaal wel meevallen met het hoogverraad van Mata Hari, is de verwachting, als de Franse archieven in 2017 aan de openbaarheid prijs worden gegeven. Ze stierf in elk geval met opgeheven hoofd voor het vuurpeloton.

068 Edith Cavell en het patriottisme dat niet volstaat (zondag 10 oktober 1915)

Liegen lag niet in haar aard. En dus vertelde Edith Cavell de Duitsers zonder omwegen dat ze zo’n tweehonderde geallieerde soldaten vanuit bezet België naar de vrijheid van het neutrale Nederland had geloodst. Haar executie keert zich als een propagandistische boemerang tegen de Duiters.

Het patriottisme dat niet volstaat

In 2007 publiceert de Britse premier Gordon Brown een boek met als titel Courage: Eight Portraits. Het is een eerbetoon aan acht mensen die hem door betoonde moed geïnspireerd hebben. Er zitten hedendaagse helden als Nelson Mandela en Aung San Suu Kyi tussen, maar Browns vroegste voorbeeld is Edith Cavell, over wie hij schrijft: ‘Ze zag de dood onder ogen zoals eerder het leven.’ Zonder vrees, wil de Prime Minister zeggen. En hij haalt zijn voorganger aan, Sir Winston Churchill, die ‘moed’ als volgt definieerde: ‘De menselijke eigenschap die het eerst komt, omdat ze alle andere waarborgt.’

Al snel na haar executie door de Duitsers, 12 oktober 1915 op een Brusselse schietbaan, zwelt het martelaarschap van Edith Cavell aan. Het Britse Bureau voor Oorlogspropaganda, beter bekend als het Wellington House, heeft daar niet weinig aan bijgedragen. Kranten schrijven lange verhalen over de frêle, dappere verpleegster. Om de Duitsers nog wat barbaarser over te laten komen wordt het apocriefe verhaal opgedist van de brave soldaat Erich Rammler. Die had in het executiepeloton geweigerd de trekker over te halen en daarvoor zelf de kogel gekregen. Tal van prentbriefkaarten circuleren al direct na de terechtstelling wegens verraad. Op een ervan zien we een verpleegster met het Rode Kruis op haar witte kleed languit op de grond liggen. Een soldaat, getooid met een Pickelhaube, kijkt op haar neer. Zijn nog rokende pistool is naar beneden gericht. REMEMBER staat in kapitale letters boven het lijk te lezen. Het uitroepteken is ook niet vergeten.

De verontwaardiging vloeit over in verering, die ook is af te lezen aan de opvallende stijging van het aantal baby’s met de naam Edith. Een ervan, twee maanden na de executie van Edith Cavell geboren, is het Franse meisje dat als Edith Piaf de wereld toe gaat zingen nergens spijt van te hebben. Non, je ne regrette rien: het hadden de laatste woorden van Edith Cavell kunnen zijn. Tal van straten en ziekenhuizen zijn ook naar haar vernoemd, net als een bergtop (Mount Edith Cavell in de Canadian Rockies), een corona op de planeet Venus en een wit-gele bloem (de winterharde Paeonia Edith Cavell).

Edith Cavell wordt in 1865 geboren in Swardeston, een klein dorpje in Norfolk, waar haar vader 45 jaar lang als vicar zal voorgaan in zijn Anglicaanse kerk. Als rechtgeaarde victoriaan leert hij zijn kinderen dat liegen een doodzonde is. Edith is het oudste kind, dat zich het wel en wee van haar vaders parochianen ook blijkt aan te trekken. ‘Op een dag ga ik iets nuttigs doen’, schrijft ze als jonge vrouw in een brief. ‘Ik weet nog niet wat, maar het moet iets voor mensen zijn. De meesten zijn zo hulpeloos, zo beschadigd, zo ongelukkig.’

Ze gaat als gouvernante werken, maar vindt haar late roeping tijdens het verzorgen van haar ziek geworden vader. In 1906 werkt ze in Manchester als hoofdverpleegster, matron in het Engels, wanneer ze het aanbod van een Belgische chirurg krijgt om in Brussel een school voor verpleegsters te leiden. Dat ze vloeiend Frans spreekt is een pre. De naam van die chirurg luidt Antoine Depage. Tijdens de Balkanoorlog in 1912 had hij al her en der veldhospitalen opgezet en samen met zijn vrouw ook gewonden verzorgd in Constantinopel. Als het oorlogsgeweld zijn eigen land aandoet, zet hij die lijn voort. Onder auspiciën van het Rode Kruis vormt hij eind 1914 in De Panne een hotel om tot militair hospitaal. Zijn vrouw Marie vertrekt in het voorjaar naar de Verenigde Staten om op een rondreis geld in te zamelen voor het hospitaal. Ze neemt de Lusitania terug naar huis. Een Duitse torpedo wordt ook haar op 5 mei fataal. In Ukkel, onder Brussel, staat een monument dat eer betoont aan zowel Marie Depage als Edith Cavell. Het symboliseert meteen ook de nederlaag die Duitsland in 1915 heeft geleden: niet aan het front, maar in de harten van neutrale toeschouwers.

Voorbeeld daarvan is dat notabelen in de Amerikaanse staat Massachusetts na de terechtstelling van Edith Cavell geld gaan inzamelen om de Engelse regering een verpleegster aan te kunnen bieden. Dat is tweeënhalf jaar voordat Amerikaanse soldaten eraan toe zijn om de overtocht te maken. ‘The Edith Cavell Nurse From Massachusetts’ vertelt in brieven aan de geldschieters thuis over haar ervaringen achter het front in Boulogne en later ook aan de Somme. Enkele fragmenten.

‘Soldaten zijn echt fantastisch. Ze gaan met een lach naar het gevecht en komen halfdood met een lach terug.’

‘Vertel Francesca dat ik besloten heb haar 60 centen aan een plant op de zaal uit te geven, want de arme kerels zijn dol op groen, en de plant zal ‘t lang maken.’ 

‘In enkele dagen tijd zijn, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, twee van onze chirurgen door de verwondingen geïnfecteerd. Een is naar huis gezonden met het vooruitzicht zijn arm mogelijk te verliezen, de andere herstelt hier.’ 

‘’s Nachts is de vuurlinie verlicht door de lichtkogels die nodig zijn om locaties in kaart te brengen. Op een heldere dag kunnen we veel activiteiten aan het front zien: observatieballonnen, vliegtuigen, granaatexplosies. Het maakt het allemaal zo ontzettend werkelijk dat mensen niet zo ver weg bezig zijn om elkaar te doden.’

‘Ik had me niet kunnen indenken dat iemand met zulke verschrikkelijke wonden kon leven. In de burgermaatschappij zouden ze van angst alleen al sterven.’ 

‘De granaten fluiten rond onze oren. Het is vreemd dat als het gevaar echt rondom is, je er niet bij stilstaat.’

Wranger nog is het boek dat een andere Amerikaanse verpleegster, Ellen N. La Motte, over haar tijd tussen aan flarden geschoten soldatenlijven schrijft. De aanklacht tegen de oorlog is zo indringend dat haar boek verboden wordt – eerst in Europa, daarna ook in de Verenigde Staten, als dat land in de oorlog stapt.

Rozen van het niemandsland’ is de titel die Lyn Macdonald heeft gegeven aan haar boek over de jonge vrouwen, vaak afkomstig uit hogere kringen, die in lekkende en tochtige veldhospitalen boven zichzelf uitstegen. Lang niet allen hadden een opleiding genoten zoals die door Edith Cavell in Brussel was opgezet. Aan de zijde van Antoine Depage had Cavell in het decennium voor de Eerste Wereldoorlog de Belgische verpleegzorg naar een hoger niveau getild. Ze had niet alleen de supervisie over het opleidingsinstituut Berkendael, maar ook over drie ziekenhuizen. Ondertussen schreef ze tal van artikelen op haar vakgebied en richtte ze in 1912 haar eigen tijdschrijft op, L’Infirmière.

Als de oorlog op uitbreken staat, is ze juist op vakantie in Engeland. De smeekbeden van haar familie om in eigen land te blijven, negeert ze. Terug in Brussel zet Cavell zich vol overgave aan de verpleging van de gewonde soldaten die binnenstromen, Belgische maar ook Duitse. Dat feit en de bescherming van het Rode Kruis zorgen ervoor dat de bezettingsautoriteiten de Engelse zuster haar gang laten gaan, anders dan menig landgenoot van haar. Maar aan het gedogen komt een eind als de Duitsers in de gaten krijgen dat Edith Cavell een belangrijke schakel in het Belgische verzet is. Belgische, Franse en Britse soldaten worden via haar ziekenhuis de grens met neutraal Nederland overgezet. Een ander spilfiguur in de smokkelorganisatie is prinses Marie-Elisabeth de Croy, die haar kasteel van Bellignies, vlakbij Bergen, vol met geallieerde soldaten heeft zitten. In 1931 zal ze haar memoires beginnen met de woorden: ‘Net als aan mijn land, is de oorlog ook mij opgedrongen.’

Op 7 oktober 1915 staan 35 leden van de Belgische ontsnappingslijn achter gesloten deuren voor hun Duitse rechter. Slechts twee van hen, Edith Cavell en de Brusselse architect Philippe Baucq, zullen niet alleen de doodstraf krijgen maar die ook daadwerkelijk ondergaan. Diplomatieke vertegenwoordigers van de Verenigde Staten en Spanje proberen de Duitsers nog op andere gedachten te brengen. Tevergeefs. Is Edith Cavell eruit gepikt om de vele andere vrouwen binnen het Belgische verzet af te schrikken? Als dat al gelukt is, hebben de Duitsers de dood van Edith Cavell als een propagandistische boemerang teruggekregen. In Groot-Brittannië was een fikse aanwas van rekruten direct merkbaar, allemaal woedend om de executie van die nobele zuster.

Cavell heeft de Duitsers na haar arrestatie openheid van zaken over haar contacten in het verzet gegeven, iets wat in de mythevorming rond haar persoon nogal onderbelicht is gebleven. Maar liegen lag nu eenmaal niet in haar aard. Tweehonderd geallieerde soldaten heeft ze naar de vrijheid geloodst, vertelde ze zonder omwegen de Duitsers.

Tien weken heeft ze in isolatie doorgebracht, als eindelijk een Anglicaanse geestelijke Edith Cavell op haar dood mag komen voorbereiden. Nodig is dat niet, vertelt ze hem. ‘Ik heb de dood zo vaak gezien, dat hij vreemd noch angstaanjagend voor mij is.’ Ze heeft God bedankt, vertelt ze, voor de tien weken rust die hij haar heeft gegund. Tien weken, waarin ze vooral gelezen heeft in de Bijbel, een liturgisch geschrift en het middeleeuwse boek van Thomas à Kempis dat de lezer leert een goed christen te zijn: De Imitatione Christi. In dat boek heeft ze voorin nog de data van haar arrestatie, veroordeling en dood om 7 uur ‘s ochtends genoteerd. Daaronder staan haar handtekening en een opdracht: ‘With love to E.D. Cavell’. Die E.D. is Eddy Cavell geweest, haar achterneef en grote liefde. Met hem te trouwen was haar niet vergund geweest.

Het is in de ochtend dat Philippe Baucq en Edith Cavell in twee vrachtwagens naar hun executieplaats worden gereden. Getuige de arts die de dood moet gaan vaststellen, begroet Baucq de mannen die hem neer gaan schieten op montere wijze: ‘Bonjour, messieurs, in het aangezicht van de dood zijn wij allen kameraden’. In een stramme gang loopt Edith Cavell naar haar paal toe. Ze is 49 jaar oud. De haren zijn al aan het grijzen. Ze krijgt een blinddoek omgebonden door een soldaat, die later zal zeggen dat haar ogen vol tranen stonden. Volgens de arts is Edith Cavell direct onder het salvo bezweken, maar in Britse kranten zal te lezen zijn dat een genadeschot nodig was.

De Duitsers begraven haar op een geheime plek, maar na de oorlog weten de Britten het stoffelijk overschot van Edith Cavell over te brengen naar Londen voor een herdenkingsdienst in Westminster Abbey. Daarna brengt een trein haar kist naar Norwich, waar Edith Cavell nu nog altijd begraven ligt, vlakbij de kathedraal. Rond de datum van haar dood komt daar ieder jaar een klein groepje mensen samen. Ze bidden en en ze luisteren naar Edith Cavells beroemdste woorden, zoals aanhoord door de Anglicaanse geestelijke, daags voor haar dood: ‘Patriottisme is niet genoeg. Ik mag geen haat of verbittering jegens een ander voelen.’

In 1928 wordt leven en dood van de heldin verfilmd. Dawn heet de rolprent: een verwijzing naar het ochtenduur van haar executie. De film, die in 1939 een remake krijgt, stuit op censuur en wordt zelfs uit de distributie genomen. Drie jaar eerder is de vrede met de Duitsers pas echt beklonken, in Locarno, en die sfeer mag niet bedorven worden door een film die de oude wonden van een martelares openrijt.

064 Wilhelm Wassmuss en een Mauser in het gewaad (zondag 12 september 1915)

De Duitse keizer heeft zich bekeerd tot de islam en de Engelse koning is al terechtgesteld. Met dergelijke praatjes probeert Wilhelm Wassmuss Perzische stammen aan Centrale zijde te krijgen. Dat zal hem niet lukken, maar of Wassmuss ook degene was die een uiterst geheim codeboek in handen van de Britten speelde, blijft de vraag.

056 Elsbeth Schragmueller en wat wij niet van de oorlog weten (zondag 18 juli 1915)

Vijf films zijn over Fraulein Doktor gemaakt, maar geloof er niet al te veel van. Elsbeth Schragmueller, die een ‘spionnenschool’ in Antwerpen dreef en daar ook Mata Hari onder handen moet hebben genomen, is een mysterie gebleven. Afgezien van een familieportret uit de jeugdjaren hebben we niet eens een foto van haar. ‘De blonde sirene van Antwerpen’ zwijgt als het graf.