260 Ludwig von Reuter en het doorzuipen volgens Paragraaf Elf (zondag 15 juni 1919)

Ludwig von Reuter

Ludwig von Reuter

Buitenboordkranen werden opengedraaid. De bemanning ging er in de sloepen vandoor. Op 21 juni 1919 gaf vice-admiraal Ludwig von Reuter het bevel om de Duitse vloot, geïnterneerd bij Scapa Flow, te kelderen. Al te rouwig zijn de Britten daar niet om. Zo hoeven de Duitse oorlogsschepen niet over de eigen bondgenoten verdeeld te worden.

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering per mail (Word + mp3)

200 Roger Keyes en het offer van Iphigenia (zondag 21 april 1918)

Roger Keyes

Door eigen schepen in de havens van Zeebrugge en Oostende tot zinken te brengen, dachten de Britten het gevaar van de Duitse duikboten te bezweren. Sterk staaltje, waarvoor Roger Keyes ging tekenen.

090 Alfred von Tirpitz en de punten aan zijn tweebaard (zondag 12 maart 1916)

De keizer wou de drietand van Neptunus grijpen en daar kon Alfred von Tirpitz hem als minister van de marine wel bij helpen. Von Tirpitz had met zijn gevorkte baard ook wel veel weg van de zeegod. Toen de oorlog eenmaal uitbrak, bleken de keizer en zijn grootadmiraal lang niet altijd op e e n lijn te zitten.

031 Franz Hipper en de prikacties op zee (zondag 24 januari 1915)

Franz Hipper – later komt ‘von’ erbij – mag januari 1915 met zijn eskader ontsnappen op de Doggersbank. Symptomatisch voor de oorlog ter zee: men vliegt elkaar niet echt in de haren. Hipper blijft de oorlog lang wel dromen van de allesbeslissende slag tussen zijn Hochseeflotte en de Grand Fleet. November 1918 is hij klaar voor die Goetterdaemmerung. Maar dan hebben de matrozen geen trek meer in zinloos bloedvergieten. De admiraal zal zijn sigaar er stuk van hebben gebeten.

019 Maximilian von Spee en het Atlantisch familiegraf (1 november 1914)

 

 

‘De kleine kruisers telden geen verliezen en leden geen schade tijdens de slag. Op de Gneisenau waren twee mannen lichtgewond. De bemanning van het schip begon het gevecht enthousiast. Iedereen deed zijn plicht en speelde een rol in de overwinning.’

 

Zo besluit, bijna onderkoeld, Graf Maximilian von Spee zijn rapport over de Slag bij Coronel, voor de kust van Chili, op 1 november 1914. De Duitse zeeheld heeft zojuist een inktzwarte bladzijde toegevoegd aan de maritieme historie van de Britten: het is de eerste zeeslag in een eeuw tijd die ze verliezen. Maar Von Spee is er niet de man naar om triomf te kraaien. Zo merkt hij ook zijdelings op dat zijn mannen geen kans hebben gehad om Britten uit de woeste zee te redden. Het leek hem namelijk raadzamer zich gevechtsklaar te houden voor een nieuwe confrontatie.

 

De Hochseeflotte van de keizerlijke marine zal de oorlog lang veilig thuis blijven, op een enkel avontuur na. De zwaarste kruisers, speeltjes van de keizer, mogen niet verloren gaan. Duikboten vormen de oorlog lang de troef van de Duitse marine. Maar de eerste maanden van de oorlog kunnen de Duitsers ook aan de oppervlakte van de wereldzeeën wel degelijk een paar troeven uitspelen. Ze bevinden zich in de handen van de bekwame en ervaren vice-admiraal Maximilian von Spee, die de adellijke titel van graaf mag voeren. Als de Eerste Wereldoorlog op uitbreken staat, voert Von Spee het bevel over een flottielje aan schepen, met Duitslands Chinese kolonie Qingdao als thuisbasis. In de zomer van 1914 heeft Von Spee er nog Britse collega’s ontvangen op zijn vlaggenschip, de Scharnhorst. De officieren hebben samen gedineerd en de matrozen samen gesport. Ganz gemütlich.

 

Maar nog voor de moordaanslag op Franz Ferdinand heeft Von Spee besloten om uit te varen. Eind juli, als de oorlog met rassen schreden nadert, bevindt hij zich midden op de Grote Oceaan. De schepen van Von Spee gaan zich met succes toeleggen op het uitschakelen van commerciële en troepentransportschepen. Over het algemeen nemen ze daarbij de erecode in acht: opvarenden sparen als dat mogelijk is.

 

We hebben het over acht kapers, waarvan de naam voorafgegaan wordt door de letters SMS: Seiner Majestät Schiff. De twee zwaarste zijn de pantserkruisers Scharnhorst en Gneisenau, namen die verwijzen naar Pruisische generaals uit de tijd van Napoleon. Zes lichtere kruisers zijn dan weer naar Duitse steden vernoemd.  De SMS Königsberg zal de Afrikaanse Rufiji-delta in worden gedreven. De Britten sluiten de weg naar de vrije zee af om vele maanden later, juli 1915, de aanval op het schip in te zetten. De Duitse kapitein besluit de Königsberg op te blazen, maar neemt nog wel wat kanons mee voor de Duitse landtroepen in Oost-Afrika.

 

De SMS Leipzig ligt bij het uitbreken van de oorlog voor de westkust van Mexico, maar de kruiser weet zich te voegen bij het eskader van Von Spee. Met datzelfde doel is het zusterschip van de Leipzig, de Nürnberg, in augustus 1914 al weggevaren van Honolulu. Ook de Dresden gaat zich aan de zijde van Von Spee melden. Het Caribisch gebied is zijn domein geweest. Toen Amerika en Mexico slaags raakten, vlak voor de oorlog in Europa losbarstte, maakte de Dresden zich verdienstelijk door zowel Amerikanen als de verdreven Mexicaanse president te evacueren.

 

Ook de Karlsruhe heeft zich in het Caribisch gebied opgehouden. Maar deze kruiser zal zich aan het zicht van Von Spee onttrekken. Als de Karlsruhe bij Barbados weer wat koopvaardijschepen wil kelderen, klinkt een luide explosie. Met de munitie vooraan in het schip moet wat mis zijn gegaan, al kan het mengen van buitgemaakte smeerolie met petroleum ook desastreus uitgepakt hebben. Hoe dan ook, op 4 november 1914 is het schluss met de Karlsruhe.

 

Dan komen we bij de Emden, de kruiser van de galante kapitein Karl von Müller. Meer nog dan de Karlsruhe weet de Emden tal van geallieerde koopvaarders uit te schakelen, zij het in de Indische Oceaan. Von Müller heeft er de vrije hand van Von Spee gekregen. Als de Emden opduikt in de wateren rondom Nederlands-Indië wordt Von Müller door de Nederlanders gemaand zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Von Müller glipt tussen Bali en Lombok door.

 

Het is een sluwe vos. Hij heeft een valse schoorsteen naast zijn drie echte rookpijpen geplaatst, zodat hij van op een afstand voor een Britse kruiser wordt aangezien. Franse, Japanse, Britse en Russische schepen maken lang tevergeefs jacht op Von Müller. Begin november kammen niet minder dan zestig schepen de Indische Oceaan af, op zoek naar de Emden. Von Müller neemt zich ondertussen voor om op een van de Cocoseilanden een telegraafstation uit te schakelen. Mannen van zijn Emden gaan aan land om die opdracht uit te voeren, maar een medewerker van de Eastern Telegraph Company heeft dan al het bericht van een vreemd oorlogsschip de wereld in gezonden. Het is de Australische kruiser Sydney die binnen drie uur ter plekke is om de Emden te langen leste te kortwieken.

 

Von Müller en zijn bemanning op het schip worden in gevangenschap overgebracht naar het eiland Malta. De manschappen die voor hun telegraafmissie aan land zijn gegaan, weten op een schoener te ontkomen om via het neutrale Nederlands-Indië en het vijandige Arabië in juni 1915 in Constantinopel aan te komen. Ze worden er als helden onthaald door de Turken. Von Müller wacht een bestaan als krijgsgevangene. Hij loopt malaria op, maar het zal hem vergund worden om in Nederland aan te sterken.

 

***

 

Terug nu naar Von Spee. Hij heeft via Samoa, Tahiti, de Markiezen en de Paaseilanden de Grote Oceaan overgestoken. Terwijl Japanners in die Stille Zuidzee her en der wat Duitse eilandjes oprollen, richt Von Spee zich op Franse bezittingen. Maar als hij vanaf de Paaseilanden een ongecodeerd signaal naar de kapiteins van zijn kruisers en bunkerschepen uitzendt, wordt dat ook in Zuid-Amerika opgevangen door Christoper Cradock.

 

De Britse admiraal besluit met enkele schepen – bepaald niet de snelste en modernste – koers te zetten naar het Chileense haventje van Coronel. Daar krijgt Von Spee op zijn beurt weet van. Buitengaats wacht hij, met de ondergaande zon in zijn rug, de Britse kruisers op. Het wordt geen slag, maar een slachting. Het is 1 november, Allerheiligen. De Monmouth en de Good Hope gaan, als silhouetten tegen het avondrood, met 1600 man aan boord naar beneden. De Glasgow en de Otranto ontkomen en weten de opstomende Canopus nog te waarschuwen.

 

Het debacle komt hard aan in Engeland. Prins Louis van Battenberg heeft vlak voor de ontluisterende nederlaag bij Coronel moeten wijken als First Sea Lord. Door zijn Duitse komaf was zijn positie onhoudbaar geworden. Als mosterd na de maaltijd zal hij in 1917 zijn naam Battenberg veranderen in Mountbatten, na ook nog even Battenhill te hebben overwogen.

 

Het is de 73-jarige Sir John Fisher die in zijn eerste werkweek als opvolger van Battenberg het dramatische nieuws van Coronel tot zich moet nemen. In samenspraak met Winston Churchill, die als First Lord of the Admiralty deel van de regering uitmaakt, neemt Fisher het besluit twee slagkruisers naar Von Spee te dirigeren. Het wordt voor de Inflexible en de Invincible zoeken naar een speld in een hooiberg, vrezen Churchill en Fisher, maar het geluk zal aan hun zijde zijn.

 

De Britse Falklandeilanden, de Malvinas voor Argentinië, heeft Von Spee als zijn volgend jachtterrein uitgekozen. Maar ook zijn tegenspeler, admiraal Doveton Sturdee, heeft besloten de Falklands aan te doen. Als hij met de Inflexible en Invincible aan het bunkeren is op 8 december 1914, ziet Sturdee tot zijn stomme verbazing de Duitse prooi naderen.

 

Nu zijn de rollen omgekeerd. Von Spee is niet rap genoeg om het gevecht te ontlopen. Zijn pantserkruisers Scharnhorst en Gneisenau zijn ook geen partij voor de slagkruisers Inflexible en Invincible – snel, wendbaar en zwaarbewapend als die zijn. Ook de twee lichte kruisers Nürnberg en Leipzig moeten eraan geloven. De Dresden ontkomt. Maar in maart 1915 zal het door een Brits eskader bij Chili alsnog op de staart worden getrapt. Na een driewerf hoera voor keizer en schip gaat ook deze kruiser dan naar de bodem. Saillant detail: in het Britse eskader houdt zich ook de Glasgow op, een overlevende van de Slag bij Coronel.

 

Bij de Falklandeilanden is aldus het doek gevallen voor de Duitse marine op volle zee. De oceanen zijn sowieso een zijtoneel van de Grote Oorlog gebleven. Zeker, de acht Duitse kapers waren lastig als horzels geweest, maar de 273.000 ton aan koopvaardijschepen die ze wisten uit te schakelen, maakten niet meer dan 2 procent van de Britse handelsvloot uit.

 

Von Spee is kopje onder gegaan met 2200 van zijn manschappen, onder wie ook zijn twee zonen Otto en Heinrich. Von Spee zelf is 53 jaar geworden. Zijn naam is in Duitse marinekringen in ere gehouden. In 1917 al werd begonnen met de bouw van een slagkruiser onder de naam Graf Spee. Maar die was niet op tijd klaar voor actie en zou na de wapenstilstand ook niet afgebouwd worden.

 

In 1934 wordt wel het pantserschip Admiral Graf Spee te water gelaten, maar al in 1939 zet de Britse marine dat schip bij Uruguay schaakmat. De kapitein ervan besluit zijn schip op te blazen. Later pleegt hij zelfmoord, nadat hij zich heeft gewikkeld in een vlag van de oude Kaiserliche Marine, kennelijk als protest tegen het naziregime. In 2004 werd begonnen met de berging van de Admiral Graf Spee. De bronzen adelaar van het schip kon, inclusief hakenkruis, gelicht worden.

 

De naam Von Spee is niet besmet, want in 1959 vernoemt de marine van de Bondsrepubliek Duitsland een trainingsfregat naar de zeegraaf uit de Eerste Wereldoorlog, wiens leven voerde van een Kopenhaagse wieg naar een Atlantisch familiegraf.

 

Von Spee had er na Coronel voor kunnen kiezen zich te verschuilen in de ‘blauwe woestijn’ die de Grote Oceaan is. Maar in zijn overwinningsroes ging hij voor de aanval. Of was het een heroïsche vorm van defaitisme? Twee dagen na Coronel vertrouwde Von Spee het volgende een vriend toe: ‘Ik kan Duitsland niet bereiken. Een andere veilige haven hebben we niet. Ik moet de zeeën van de wereld doorklieven en zoveel mogelijk schade aanrichten als mogelijk, totdat mijn munitie op is of een machtiger vijand erin slaagt me te vangen.’

 

Lang heeft die machtiger vijand niet op zich laten wachten.

 

013 Otto Weddigen en het levend aas (20 september 1914)

 

De duikboot ontpopt zich in 14-18 als de sluipmoordenaar van de zee. Het meedogenloos voorbeeld wordt in de tweede maand van de oorlog gesteld door de U-9 van Otto Weddigen. Drie Britse kruisers zendt hij niet ver van Hoek van Holland naar de bodem van de zee. De Duitsers hebben er een oorlogsheld bij, maar lang kan Weddigen daar niet van genieten. Zijn eigen zeemansgraf wordt een half jaar later al ten noordoosten van Schotland gedolven.

Het levend aas

Een heerlijk dagje uit, een absolute picnic, dat ligt de vroege ochtend van 22 september 1914 in het verschiet voor Otto Weddigen en zijn mannen van de Duitse U-9. Hij kan zijn ogen niet geloven als in de periscoop één, twee, drie Britse kruisers opdoemen. In een uur tijd vallen ze alle drie ten prooi aan de torpedo’s van de U-9. Twee Hollandse koopvaardijschepen, de Titan en de Flora, zullen nog 433 zeelieden uit het water weten te halen, maar 1459 man laten het leven, onder wie kadetten van vijftien, zestien jaar oud maar ook reservisten met gezinnen thuis. Weken aan een stuk spoelen hun lijken langs de Nederlandse kust aan.

 

De Aboukir is de eerste kruiser die overstag gaat. De Hogue snelt toe, maar maakt ook al gauw water. En als ten slotte de Cressy bezig is mannen uit het water te vissen, krijgt ook die kruiser de volle laag. Met veel empathie heeft een van de bemanningsleden van Weddigen het tafereel in de wateren bij Hoek van Holland beschreven. Citaat: ‘We probeerden het verschrikkelijke beeld weg te drukken van verdrinkende mannen, vechtend voor hun leven te midden van wrakstukken, zich vastklampend aan gekapseisde reddingsboten.’

 

Het waren verouderde kruisers, die het door het slechte weer zonder  escorterende torpedobootjagers hadden moeten stellen. De missie waar de drie deel van uitmaakten was van tevoren al cynisch the live bait squadron genoemd. Hard komt de klap aan in Engeland. De Britse almacht op zee, sinds eeuwen een feit, is door de Duitsers genadeloos ter discussie gesteld. Winston Churchill, verantwoordelijk voor de marine binnen de Britse regering, is uitleg verschuldigd. Wel degelijk had hij opdracht gegeven de kwetsbare kruisers uit Het Kanaal te halen. Maar toen daaraan geen gehoor werd gegeven, was Churchill zijn aandacht naar andere zaken gaan verleggen.

 

Ondertussen bejubelt Duitsland zijn nieuwe oorlogsheld: Otto Weddigen. De Britten spreken met afgrijzen over zijn daad, maar er is een collega-kapitein van Weddigen voor wie de Britse kranten wel vol lof zijn. Een ‘sieraad van de zee’ wordt hij zelfs genoemd, deze Karl von Müller. Op dezelfde dag, 22 september 1914, dient ook hij ter zee het Vaterland, maar dan aan het andere eind van de wereld. Von Müller staat aan het hoofd van de kruiser Emden en neemt vanaf de Indische Oceaan succesvol de Burmah Oil Company onder vuur. Niet zijn enige wapenfeit. De Emden is een ware plaag voor de Britten, maar zijn kapitein betoont zich een galante ridder van de hoge zee. Als Von Müller een schip op de korrel neemt, vergewist hij zich er altijd eerst van dat de bemanning het vege lijf kan redden.

 

In de eerste maanden van de oorlog nemen Duitse onderzeeërs de erecode van de zee in acht waar het gaat om de commerciële vaart. Op 20 oktober 1914 valt voor het eerst een Brits koopvaardijschip aan een Duitse onderzeeër ten prooi. De U-19 verrast de SS Glitra voor de kust van Noorwegen. De bemanning mag zich eerst in veiligheid brengen voordat de Duitsers het schip tot zinken brengen. Maar met dergelijke hoffelijkheid zal het gauw gedaan zijn. De duikboot wordt de sluipmoordenaar van de zeeën. Het meedogenloze voorbeeld dat Otto Weddigen heeft gesteld, krijgt op grote schaal navolging. Meest geruchtmakende voorbeeld: het zinken van de Lusitania door de U-20, mei 1915, voor de kust van Ierland.

 

***

 

De onderzeeboot is – anders dan de tank – geen noviteit in de Eerste Wereldoorlog. In 1776 al hebben de Amerikanen in hun vrijheidsstrijd tegen de Britten een onderwatervaartuig ingezet. Maar die Turtle heeft weinig potten weten te breken. Het is in de Eerste Wereldoorlog dat de duikboot als gevreesd wapen doorbreekt. De Engelsen hebben er lang geen antwoord op, zoals ze ook verrast worden door Duitse zeemijnen. Ze ontwikkelen een hydrofoon, een akoestisch instrument dat het geluid van een onderzeebootpropeller op vangt. Dieptebommen worden naarstig vervaardigd. Vanuit de lucht wordt naar U-boten gespied. Oorlogsschepen worden opgetuigd als koopvaarders: zogenaamde Q-schepen, die duikboten uit hun tent moeten lokken.  Patrouilles van torpedobootjagers schuimen ondertussen de jachtgebieden van de U-boten af.  En later in de oorlog worden Vlaamse duikbootbases aangevallen.

 

Ook voor zeelieden zonder claustrofobie is het een beproeving van jewelste  om in een ‘ijzeren doodskist’ onder water te gaan. Het leven aan boord is vreselijk monotoon: het lawaai van de motoren houdt dag en nacht aan. Als brugpersoneel doorweekt in de buik van de U-boot afdaalt, komt het terecht in een vochtige atmosfeer van oliedamp en roet. Schaars is de verlichting. Het kan er vreselijk tochten. Verkoudheid, oor- en longziekten – het ligt altijd op de loer.

 

Met hun onderzeeërs maken de Duitsers van de wateren rondom de Britse eilanden een gevarenzone. Zeker, de Britten slagen erin duikboten uit te schakelen, maar het grootste probleem voor de Duitsers is van diplomatieke aard. Duitsland jaagt neutrale landen tegen zich in het harnas door de handel met Engeland onder vuur te nemen. Met name de Amerikaanse president Wilson waarschuwt Duitsland keer op keer dat de zeeën vrij moeten blijven. Mare Liberum: het aloude beginsel dat de Nederlandse rechtsgeleerde Hugo de Groot in de zeventiende eeuw formuleerde.

 

Ondertussen proberen de Britten door een blokkade op zee de Duitse economie haar import te ontnemen. Een moeilijke klus, want de handel lekt aan alle kanten via neutrale landen als Nederland, Denemarken, Zweden en Noorwegen. De maritieme blokkade door de Britten gebruiken de Duitsers om hun onbeperkte duikbootoorlog te rechtvaardigen – en omgekeerd.

 

Als een paar maanden na de Lusitania de Duitsers ook de Arabic naar de bodem van de zee jagen, met opnieuw Amerikaanse staatsburgers onder de slachtoffers, lijkt de maat voor Amerika vol. Duitsland gaat door de knieën en besluit zijn onbeperkte duikbootoorlog te staken. Maar twee jaar later, als de oorlog te lande hopeloos verzand is, wordt de verleiding te groot en gaan de U-boten opnieuw jagen op de zeeën, in een uiterste poging een beslissing in de oorlog te forceren. Al wie rond dobbert in aangewezen Sperrgebieten, moet  Duitse torpedo’s vrezen. De piek valt in april 1917: in twee weken tijd verliezen de Britten 400.000 ton aan scheepslading. Een schip dat vanuit het Verenigd Koninkrijk de oceaan oversteekt, heeft een kans van één op vier dat het ook weer veilig terugkeert.

 

Binnen vijf maanden krijgen de Duitse U-boten  Engeland op de knieën, voorspelt  admiraal Henning von Holtzendorff. Een miscalculatie. Voor de nekslag is het aantal U-boten te klein. Begin 1917 hebben de Duitsers er 148. De Duitsers betalen ook een zware prijs voor hun onbeperkte duikbootoorlog: voor Amerika is het een voorname reden om zich alsnog in de oorlog te storten.

 

Dat jaar 1917 baart ook een woest Brits offensief dat als ‘Passchendaele’ bekend zal komen te staan. Het doel ervan, de Duitse duikbootbases in Zeebrugge en Oostende uitschakelen, wordt niet gehaald. De U-boten blijven hun tol eisen, maar het konvooisysteem blijkt uiteindelijk toch een probaat tegengif. De Britse admiraliteit moest er eerst niets van weten. De trefkans van een U-boot blijkt echter wel degelijk veel kleiner, wanneer schepen niet verspreid van elkaar de zee oversteken, maar onder bescherming in een konvooi bij elkaar kruipen. Het resultaat is ronduit spectaculair: van de ruim 5000 koopvaardijschepen die in 1917 in konvooi uitvaren, gaan er maar 63 verloren.

 

Het is de UB-123 geweest die voor het trieste slotakkoord van de onbeperkte duikbootoorlog heeft gezorgd. In de Ierse Zee torpedeert op 10 oktober 1918 de U-boot van Oberleutnant zur See Robert Ramm de postboot RMS Leinster. Meer dan 500 opvarenden komen om. Laten we bij zes ervan even stilstaan. Catherine Gould was aan boord gegaan met haar zoon Michael en haar dochters May, Essie, Alice, Angela en Olive – in leeftijd variërend van 1 tot 20 jaar. Aan de andere kant van de Ierse Zee wachtte vader Gould, die in een munitiefabriek werkte. Alleen Essie heeft ie van zijn gezin teruggezien. Behalve kinderen en postsorteerders had de Leinster ook honderden soldaten aan boord, met het westelijk front als bestemming aan boord.

 

***

 

Terug naar Otto Eduard Weddigen. Hij is als jongste van elf kinderen geboren te Herford, Noordrijn-Westfalen, in een familie van linnenfabrikanten, die tot op vandaag het bedrijf Weberei Weddigen voert.

 

Voor de genadeslag die hij bij Hoek van Holland uitdeelde, heeft Weddigen de  Pour le Mérite gekregen, een hoge onderscheiding die in het Duits ook onder de klinkende naam van Blaue Max bekend stond. Weddigen publiceerde een boek over de drie voltreffers. Deze passage gaat over de tocht terug naar huis: ‘Ik bleef zo lang mogelijk onder water, maar slaagde erin een radioboodschap uit te doen gaan aan de Duitse vloot dat ik naar huis kwam en achtervolgd werd. Door me af en toe te laten zien hoopte ik de vijand in de zone te lokken waar ze blootgesteld zouden worden aan verovering of vernietiging door Duitse oorlogsschepen.’

 

Dat plannetje ging niet op, maar het kostje van Weddigen was wel gekocht. Bierkroezen, medailles, muurtegeltjes, beeldjes: de verering van Weddigen laat zich vergelijken met die van de Duitse oorlogsvlieger Manfred von Richthofen, de Rode Baron, al zal de faam van Weddigen minder lang doorklinken.

 

Kapitein-luitenant Weddigen, die als vele anderen binnen enkele weken na het uitbreken van de oorlog is getrouwd, krijgt niet echt de tijd om van zijn heldenstatus te genieten.  De U-9 zelf zal de oorlog wel weten te overleven. Onder Otto Weddigen heeft het in oktober 1914 ook nog de Britse kruiser Hawke getorpedeerd. Maar dan verdwijnt Weddigen in de ziekenboeg om eenmaal genezen het commando te krijgen over de grotere en snellere U-29. Die wordt in maart 1915 geramd wordt door de Dreadnought.

 

Ten noordoosten van Schotland rust Otto Weddigen in zijn zeemansgraf. Hij was aan zijn 33e levensjaar bezig toen Neptunus hem bij zich riep. Het moet de Britten goed hebben gedaan dat juist de Dreadnought, gebouwd in 1906, dat klusje klaarde. ‘Dreadnought’ was een soortnaam geworden voor het zwaarste type slagkruisers.  De wapenwedloop tussen Engeland en Duitsland die aan de Eerste Wereldoorlog vooraf ging, spitste zich toe op het bouwen van zoveel mogelijk dreadnoughts. Er is zoveel prestige en geld in de kapitale schepen gaan zitten, dat vooral de Duitsers er niet aan moesten denken ze in een paar uur tijd te verliezen. Van een echte strijd op zee is het in de Eerste Wereldoorlog dan ook niet gekomen. Niet boven, maar onder water dreigde het gevaar.

 

In Versailles zullen de geallieerde overwinnaars pogen de Duitse schrik van de onderzeeërs voorgoed uit te bannen. Maar in juni 1935 rolt er weer een U-1 bij Kiel in het water. Aan de flottielje van duikboten, waar die U-1 deel van uitmaakt, geven de nationaal-socialisten een welluidende naam mee: Weddigen.

 

Het Britse drama van de Aboukir, Hogue en Cressy verdween uit het collectief geheugen, totdat de Nederlandse schrijver Henk van der Linden het niet alleen te boek stelde, maar nabestaanden ook bijeen ging brengen in The Live Bait Squadron Society. Een herdenkingsplechtigheid in Chatham, met de Hertog van Kent, is voorzien op 22 september 1914.