239 Vaslav Nijinski en het paardje dat moe is (zondag 19 januari 1919)

Vaslav Nijinski

Vaslav Nijinski

29 mei 1913, Théâtre des Champs-Elysées, Parijs: in een heidens stuk, Le sacre du printemps, laat Vaslav Nijinski zijn dansers een nieuwe lente inluiden.

19 januari 1919, Suvretta House, Sankt Moritz: Vaslav Nijinski danst de oorlog, ‘de oorlog die u niet hebt voorkomen’.

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering per mail (doc + mp3).

238 Raymond Poincaré en de droeve ogen van proefkonijnen (zondag 12 januari 1919)

Raymond Poincaré

Raymond Poincaré

Een ware dierenvriend was de Franse president Raymond Poincaré. Rabiaat anti-Duits tot aan zijn dood smeedde hij voor de oorlog een hechte band met tsaristisch Rusland. Georges Clemenceau hield hem weg bij de vredesbesprekingen, maar in 1923 was het Poincaré, nu weer als premier, die het bevel gaf tot invasie van het Ruhrgebied.

233 Georges Duhamel en het jammeren om een slok drinken (zondag 8 december 1918)

Georges Duhamel

Georges Duhamel

Het lijden, dat hem als arts in de jaren van de Grote Oorlog onder ogen kwam, verplichtte Georges Duhamel tot schrijven. Over sukkelaars als Revaud, die bleef lachen, zelfs om de amputatie van zijn been, en die vlak voor hij heenging zijn verpleegster nog monter had begroet: ‘Nou, mevrouw Baugan! Ik heb vrij goed geslapen!’

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen per mail deze aflevering (doc + mp3)

222 Henri Gouraud en zijn landing in een vijgenboom (zondag 22 september 1918)

Henri Gouraud

Henri Gouraud

De Leeuw van Afrika, de Leeuw van de Argonne, de Leeuw van de Champagne – generaal Henri Gouraud heeft me wat afgebruld. Op Gallipoli verloor hij zijn arm, maar in Damascus wekte hij – naar verluidt – Saladin om de victorie van het kruis over de halve maan te bezegelen.

197 Ferdinand Foch en de wapenstilstand van twintig jaar (zondag 31 maart 1918)

Ferdinand Foch

Het Duitse Voorjaarsoffensief van 1918 dwingt Britten en Fransen om hun strategie in één hand te leggen: die van Ferdinand Foch. De generalissimo mag de oorlog voeren, maar de vrede niet maken. ‘Dit is geen vrede’, zal hij voorspellen, ‘dit is een wapenstilstand voor twintig jaar.’

 

143 Sholem Schwarzbard en het repareren van de tijd (zondag 18 maart 1917)

Sholem Schwartzbard

Sholem Schwartzbard

Voor, tijdens en na de Grote Oorlog rollen de pogroms over Oost-Europa. Sholem Schwarzbard, Jood in Parijs, heeft zijn familie gewroken.

De oorlog heeft de tijd veranderd, bewijst het polshorloge. Dat het ook omarmd is door de mannelijke helft van de bevolking, mag tot de triviaalste gevolgen van de Eerste Wereldoorlog gerekend worden. Vóór 1914 bonden enkel de dames hun uurwerkje om de pols. De heren hadden de gewoonte om achteloos de tijd uit een vest of jas op te diepen. Zo’n zakhorloge bleek alleen niet zo handig voor officieren onder tijdsdruk, hadden de Britten in hun Boerenoorlogen al ervaren. Maar het polshorloge begon pas echt aan zijn opmars in de loopgraven van de Grote Oorlog. Toen militairen eenmaal weer thuis met hun trench watches door de straten liepen, ging het grote publiek al snel om. Zo kon het polshorloge, dankzij de oorlog, van een teken van verwijfdheid uit gaan groeien tot een viriel statussymbool.

Een horlogemaker als Sholem Schwarzbard moet in zijn zaak aan de Rue de Ménilmontant ook heel wat polshorloges onder handen hebben genomen. In het door Russische noblesse overspoelde Parijs van de jaren twintig was ook Schwarzbard met zijn vrouw en dochter neergestreken. Hij werd 2400 kilometer oostwaarts geboren, in een stadje met de naam Balta, niet ver van de Zwarte Zee vandaan.

Tegenwoordig maakt dat Balta deel uit van de Oekraïne, maar in 1886, het jaar waarin Schwarzbard werd geboren, behoorde het nog tot het rijk van de tsaar van Rusland. Balta had een overwegend Joodse bevolking. En als zoveel Joodse gemeenschappen is ook die van Balta niet ontkomen aan de pogroms die in golven over het oosten van Europa heen spoelden. In een ervan is de moeder van Sholem Schwarzbard gebleven. Ze stierf met in haar buik het broertje of zusje dat Sholem nooit heeft gekregen.

Pogrom komt van het Russisch werkwoord voor ‘vernietigen’. Het werd een synoniem voor rabiate aanvallen op weerloze Joden – oud en jong. Door de staat getolereerd, of juist geregisseerd, vormden die orgieën van geweld de voorafschaduwing van het nog grotere kwaad dat de twintigste eeuw zou laten zien: de Holocaust. Simon Wiesenthal, nazi-jager tot op hoge leeftijd, stelde in de jaren tachtig een kroniek van het Joodse lijden samen onder de titel ‘Elke dag gedenkdag’. Het plaatsje Balta komt vier keer in Wiesenthals ellenlange elegie voor. In 1881 en 1882 was de Joodse wijk er het decor van verkrachtingen en moordpartijen. Ook in oktober 1905 ontsnapten de Joden van Balta niet. De frustratie over de nederlaag tegen Japan en de daaropvolgende revolutie mochten patriottistische bendes dat jaar botvieren op het oude volk van Israël. De terreur droeg de handtekening van de Zwarte Honderd, een fel antisemitische organisatie van ‘ware Russen’ die zich ook als de Heilige Brigade durfden te presenteren. Joden staken achter de opstand tegen de tsaar, zo viel in kringen van de Zwarte Honderd te beluisteren.

Sholem Schwarzbard is inderdaad in het revolutiejaar 1905 een van velen die de straat opgaan voor een beter leven. Hij belandt er drie maanden voor in de gevangenis. Eenmaal vrij besluit hij samen met zijn jongere broer Meir zijn geluk elders te gaan beproeven. In Wenen moet hij opnieuw vier maanden de cel in wegens diefstal uit een restaurant. En ook in Boedapest verdwijnt hij tijdelijk achter tralies, na de politie anarchistische sympathieën opgebiecht te hebben. In de tussentijd moet hij zijn kostje bijeen zien te scharrelen en te bedelen. Uiteindelijk meert hij in Parijs aan.

Schwarzbard raakt zo vergroeid met de Franse samenleving dat hij zich, net als zijn broer, in de eerste oorlogsmaand van 1914 inschrijft bij het Vreemdelingenlegioen van de Fransen. Een geperforeerde long gaat hem fataal worden, zo schatten de artsen in, maar Schwarzbard overleeft en kan met de Croix de Guerre als onderscheiding de dienst verlaten. Tijdens zijn herstel in het hospitaal heeft hij kennis genomen van de exodus die de Joden van Russisch Polen, Litouwen en het Koerland al in 1914 is opgedrongen. Een half miljoen mensen werd inderhaast op treinwagons naar het Russische binnenland gezet. De Russen vreesden dat de Joden gemene zaak met de Duitsers zouden gaan maken. Het wordt geschat dat minstens 60.000 Joden hun deportatie niet overleefd hebben.

Enthousiast geworden door de Februarirevolutie en het aftreden van de tsaar keert Schwarzbard in 1917 vanuit Frankrijk terug naar zijn geboortegrond, vastbesloten om in Balta een toekomst als horlogemaker voor zichzelf op te bouwen. Maar de tijd heeft heel wat anders voor hem in petto. In januari 1919 wordt hij opgeroepen om voor het Rode Leger de wapens op te nemen. Hij raakt betrokken bij de verdediging van Odessa en moet daarna met zowel het Oekraïens Republikeins Leger als het Witte leger van generaal Anton Denikin in de clinch.

In maart 1920 verneemt hij dat zijn vader en stiefmoeder door Oekraïense rabauwen zijn doodgeslagen. In Europa’s Bloedlanden, zo genoemd door historicus Timothy Snyder, is men nog lang niet uitgemoord. In datzelfde jaar 1920 wordt Sholem Schwarzbard gedemobiliseerd en keert hij, berooid en uitgeput, terug naar Frankrijk. Hij pakt er zijn stiel weer op, het repareren van horloges, maar in zijn vrije tijd schrijft hij ook artikelen voor Jiddische kranten die in New York verschijnen. Onder het pseudoniem Bal Haloymes (De Dromer) zal hij zich ook zetten aan het schrijven van gedichten in het Jiddisch. Het verleden blijft echter spoken in het hoofd van Sholem Schwarzbard.

In 1925 neemt een oude bekende van Schwarzbard in Parijs zijn toevlucht. Het is Symon Petljoera, die in de Eerste Wereldoorlog als Oekraïner voor de tsaar heeft gevochten, maar al snel dankzij de Russische Revolutie op het hoogste plan van de Oekraïense republiek wist te komen. Hij groeide uit tot hetman – in het Russisch ataman – van de Oekraïners. Vanuit zijn hoofdstad Kiev moest Petljoera keer op keer zich terug zien te knokken tegen Roden, Witten en Roemenen. In die chaos was ook nog een rolletje weggelegd voor de anarchistische partizanen van de charismatische Nestor Machno.

Het was uiteindelijk het Rode Leger dat Petljoera in de handen dreef van de erfvijand: Polen. In mei 1920 poogde Petljoera zijn Kiev op de bolsjewieken te heroveren aan de zijde van de Poolse voorman Joseph Pilsudski. De samenwerking bracht Petljoera niet wat hij gehoopt had. Vanuit Polen moest hij zijn regering in ballingschap gaan leiden. Toen de Russen op uitlevering aan bleven dringen, werd de Poolse grond Petljoera te heet onder de voeten. Via Boedapest, Wenen en Genève nestelde hij zich uiteindelijk in Parijs, de stad van Sholem Schwarzbard, die zijn wreker zou worden.

Op 25 mei 1926 posteert Schwarzbard zich in Parijs voor het Chartier restaurant, in het Quartier Latin. ‘Bent u Petljoera?’, vraagt Schwarzbard de man die voor zijn lunch aan komt wandelen. De hetman van de Oekraïners voelt meteen nattigheid en poogt zich met zijn wandelstok te verweren. ‘Dit is voor de pogroms, voor mijn broeders!’, schreeuwt Schwarzbard terwijl hij vijf kogels in het lijf van Petljoera pompt. Die kreunt op de stoep nog even na voor hij de geest geeft. Schwarzbard laat zich zonder verzet door omstanders overmeesteren.

Het proces tegen Schwarzbard gaat internationale belangstelling trekken. Voor velen staat niet zozeer de verdachte, als wel zijn slachtoffer terecht. Schwarzbard en zijn advocaat Henri Torrès, anders dan de nietig ogende verdachte een imposante verschijning, maken van de gelegenheid gebruik om het lot van de Oekraïense Joden onder het bewind van Symon Petljoera onder de aandacht te brengen. In dat lot hebben ook de Joden van Balta gedeeld. De vierde vermelding in Simon Wiesenthals ‘Elke dag gedenkdag’ is die van 6 februari 1919: ‘Het Oekraïense Nationale Leger van Symon Petljoera voerde een pogrom uit in de stad Balta in het zuiden van de Oekraïne. Hierbij werden 27 Joden gedood en raakten velen gewond: Joodse vrouwen werden tijdens deze pogrom verkracht.’

De pogroms tussen 1918 en 1920 moeten zo’n 150.000 Oekraïense Joden het leven hebben gekost. In hoeverre Petljoera de aanzet tot al die moordpartijen heeft gegeven, is nog altijd onderwerp van verhit, historisch debat. Voor menig Oekraïner is Petljoera een nationale held die door de Sovjetagent Schwarzbard vermoord is. In 2005 kwam president Viktor Joestsjenko, held van de Oranjerevolutie een jaar eerder, bloemen op Petljoera’s graf in Parijs leggen. In verschillende Oekraïense steden zijn monumenten voor Petljoera opgericht. Het moet daar pijn doen dat de moordenaar van hun nationale held vrijuit is gegaan.

Een jury, immers, heeft de daad van Schwarzbard na acht procesdagen als historisch gerechtvaardigd beschouwd. Die genade was in 1920 te Parijs ook al toebedeeld aan de zich democraat noemende Avni Rustemi: moordenaar van de Albanese machtspoliticus Essad Pasha. Ook de Armeense vluchteling Solomon Teilirian kwam in 1921 weg met het standrechtelijk ter verantwoording roepen van de Turk Talaat Pasha voor de Armeense genocide. Twee jaar later ruimde de Wit-Rus Maurice Conrad dan weer een Sovjetdiplomaat uit de weg. Maar ook deze Conrad mocht daarna als vrij man een Zwitserse rechtbank de rug toekeren. Zijn daad werd weggestreept tegen de wreedheden waaraan bolsjewieken zich schuldig hadden gemaakt.

De vrijspraak van Schwarzbard paste in de context van Frankrijk in de jaren twintig. De lonen stegen, de franc bleef stabiel en werk was er volop. Onder het antisemitisme, een krachtige onderstroom in het Frankrijk van vóór de Grote Oorlog, leek de bodem weggevallen te zijn. Door het Croix de Guerre dat Sholem Schwarzbard in de rechtszaal droeg, werden de Fransen ook herinnerd aan de loyaliteit van hun Joodse medeburgers tijdens de Eerste Wereldoorlog. Schwarzbard kon op sympathie rekenen van niet alleen Joodse prominenten als Albert Einstein en Chaim Weizmann, maar ook van niet-Joodse schrijvers als H.G. Wells, de meester van science fiction, en de pacifist Romain Rolland.

Na zijn vrijspraak heeft Schwarzbard zich in Palestina willen vestigen, maar de Britten weigerden hem een visum voor hun mandaatgebied te geven. Om geld voor een encyclopedie in het Jiddisch te verwerven, reisde hij in 1938 naar Zuid-Afrika, waar hij plotseling kwam te overlijden. De stoffelijke resten van Sholem Schwarzbard zijn – zonder visum – overgebracht naar Israël in 1967: het jaar waarin een oorlog de tijd van slechts zes dagen nodig had.