197 Ferdinand Foch en de wapenstilstand van twintig jaar (zondag 31 maart 1918)

Ferdinand Foch

Het Duitse Voorjaarsoffensief van 1918 dwingt Britten en Fransen om hun strategie in één hand te leggen: die van Ferdinand Foch. De generalissimo mag de oorlog voeren, maar de vrede niet maken. ‘Dit is geen vrede’, zal hij voorspellen, ‘dit is een wapenstilstand voor twintig jaar.’

 

159 Wilhelm van Pruisen en de hoefijzers van Wieringen (zondag 8 juli 1917)


‘De slachter van Verdun’. ‘Little Willy’. Het imago van de Duitse kroonprins was niet best. Toch kon Wilhelm van Pruisen enige realiteitszin niet ontzegd worden.

Met die afhangende schouders en dat lange gezicht van ‘m, waar een spitse neus uitstak, leek de kroonprins van Duitsland maar weinig op de ferme soldatenkoppen die hij in heroïsch houtskool schetste, kennelijk om de tijd aan het front in Frankrijk wat te doden. Als ‘Feldskizzen des deutschen Kronprinzen’ is er in 1918 nog een boekje van gekomen. Toen het Amerikaanse magazine LIFE in maart 1940 ook nog wat van die prenten van Wilhelm publiceerde, werden ze van zuinig commentaar voorzien: ‘Friedrich Wilhelm Viktor August Ernst von Hohenzollern tekende misschien iets beter dan Adolf Hitler, omdat hij betere leermeesters had.’ Na zijn verbanning naar Nederland schakelde Wilhelm over op het schetsen van ‘fat Dutch children and farm animals’, zo merkte LIFE nog snedig op.

De kroonprins speelde overigens ook aardig viool. Op 28 juni 1914 stond hij op het punt om het eigen gezin voor het avondeten op de Traümerei van Robert Schumann te onthalen, toen een telegram over de aanslag in Sarajevo zijn spel kwam verstoren. Hij sprak zijn talen daarbij naar behoren. Men kon al met al wel aan de kroonprins merken dat zijn overgrootmoeder, keizerin Augusta, nog paardje had mogen rijden op de knie van Johann Wolfgang von Goethe.

Wilhelm een fijnbesnaard type noemen, gaat dan weer veel te ver. In het heetst van de Zabern-affaire uit 1913 – Elzassers voelen zich geprovoceerd door Duitse militairen – moet Wilhelm het plaatselijk gezag de oplossing in een telegram hebben aangereikt: ‘Immer feste druff!’ Vrij vertaald ‘sla d’r op!’ Al is de kroonprins later gaan ontkennen die woorden gebezigd te hebben, ansichtkaarten met zijn beeltenis en daaronder de toverspreuk ‘Immer feste druff’ zouden gretig aftrek gaan vinden onder Duitsers die van zachte heelmeesters stinkende wonden zagen komen.

Van zijn onbesuisde imago is Wilhelm nooit losgekomen, al kon een zekere realiteitszin hem moeilijk ontzegd worden. ‘Wij hebben de oorlog verloren, hij zal nog een hele tijd duren, maar hij is al verloren’, vertrouwde hij na de Marne-slag in 1914 een stomverbaasde Amerikaanse correspondent toe. En ook in 1916, tijdens de Slag om Verdun, waarmee zijn naam onlosmakelijk is verbonden, moet hij de zaken al snel in het juiste perspectief hebben gezet. De kroonprins onderkende in elk geval eerder dan Erich von Falkenhayn, zijn militaire leermeester nota bene, dat het niets ging worden met het plan om de Fransen leeg te laten bloeden bij Verdun, door kroonprins Wilhelm het ‘hart van Frankrijk’ genoemd. Zijn wijsheid achteraf zag er als volgt uit: ‘Op de avond van 24 februari was het verzet van de vijand feitelijk gebroken. De weg naar Verdun lag open. Zo dicht bij de overwinning waren we! De vermoeidheid van onze troep na een enorme, militaire prestatie en het gebrek aan reserves kostte ons de overwinning. Ik uit geen beschuldiging. Ik noteer enkel het feit.’

‘Hij mag dan een onstuimige losbol zonder verantwoordelijkheidsgevoel zijn geweest, toch was hij onder dit mom begiftigd met een inzicht en een fundamenteel gezond verstand dat zijn vader stellig vreemd was’ , prijst historicus Alistair Horne. Dat gezond verstand van hem bracht de kroonprins uiteindelijk ook in conflict met de stafchef van zijn eigen leger, het Vijfde. Deze Konstantin Schmidt von Knobelsdorf, een spijkerharde militair, deinsde er niet voor terug achter de rug van de kroonprins om nieuwe aanvallen bij Verdun te beramen. Augustus 1916 wist Wilhelm zich eindelijk van zijn plaaggeest te ontdoen en twee maanden later kreeg hij ook het opperbevel over zijn eigen legergroep Deutscher Kronprinz. ‘Little Willy’, zoals de Britten hem plagerig waren gaan noemen, heeft echter nooit de soevereiniteit aan het front uit weten te dragen waartoe die andere kroonprins, Rupprecht van Beieren, wél in staat was.

Nu was Wilhelm door zijn vader ook de oorlog in gestuurd om precies dát te doen wat zijn ervaren stafchef hem aanraadde. De keizer had duidelijk geen hoge pet op van zijn opvolger. ‘Leer die jongen hoe hij op een paard moet zitten’, riep hij eens in het bijzijn van manschappen een brigade-generaal toe. Wilhelm junior was op dat moment al bijna dertig. ‘Als ik mijn vader persoonlijk over iets wens te spreken en bij hem toegelaten word, praat hij een uur lang over het een of het ander, en dan is de tijd voor het gesprek om; ik heb niet kunnen zeggen wat ik wilde. En als ik mijn gedachten op schrift stel, zendt mijn vader ze naar de desbetreffende bureaus.’

Juli 1917 slaagt hij er toch in om bij zijn vader een voet tussen de deur te krijgen. De keizer moet zijn door de militairen veel te liberaal bevonden kanselier, Theobald von Bethmann Hollweg, de laan uitsturen. Met dat doel voor ogen heeft de zoon van de keizer samengespannen met aartsconservatieve krachten, de militair Max Bauer en de politicus Kuno von Westarp vooral. Als Bethmann Hollweg inderdaad zijn biezen pakt, is de kroonprins euforisch.

Dat is hij ook in het voorjaar van 1918, als de Duitsers eindelijk door het front heen breken. Granaten van Krupp ploffen al op Parijs neer. De keizer zelf is niet van het front weg te slaan en ook zijn zoon kan het niet laten een groep Britse gevangenen triomfantelijk toe te spreken in onberispelijk Engels: ‘Binnen vijftien dagen zitten we in Londen. Hoera, de oorlog is bijna voorbij.’ Als de kroonprins, een verstokt roker, de Tommies wat sigaretten aanbiedt, bedanken ze voor de eer.

Vier maanden later, juli 1918, geeft de aanstaande keizer echter opdracht om achter het front een tweede verdedigingslinie op te werpen: een duidelijk teken dat hij het geloof in een Duitse opmars kwijt is geraakt. De Eerste Slag aan de Marne, september 1914, leidde een status quo aan het westelijk front in. De Tweede Slag aan de Marne eindigt in augustus 1918 als opmaat voor de Duitse nederlaag. In die eindfase van de oorlog wordt Wilhelm van Pruisen door een mengeling van eigen onmacht en een zekere compassie met zijn manschappen overmeesterd: ‘Geschreeuw om aflossing en rust bereikte me en maakte mijn onvermogen duidelijk dat ik niet tegemoet kon komen aan de op zichzelf gerechtvaardigde eisen.’

De keizer schrijft hem op 9 november 1918 een brief die begint met ‘lieve jongen’ en eindigt met ‘je zwaar vernederde vader’. De mededeling daartussenin luidt: ‘Omdat de veldmaarschalk niet langer mijn veiligheid garanderen kan, en omdat hij niet langer borg kan staan voor de loyaliteit van de troepen, heb ik besloten, na een lange innerlijke strijd, het ineengestorte leger te verlaten.’ De vernedering geldt ook de zoon: de Amerikaanse president Woodrow Wilson is niet bereid met de Duitsers over vrede te onderhandelen zolang de keizer, de kroonprins én Erich Ludendorff nog in het zadel zitten.

**

Vader en zoon gaan apart van elkaar in Nederland in ballingschap. Voor de zoon wordt het Wieringen: een eiland, boven de kop van Noord-Holland, waar hij nog nooit van heeft gehoord. Een stoomjacht moet hem ernaartoe brengen. Op de kade van Enkhuizen wordt ‘de slachter van Verdun’ uitgejouwd. In de mist lukt het de kapitein dan ook nog eens niet om Wieringen te vinden. De volgende dag is de Zuiderzee rustiger en wacht op Wieringen alsnog een zwijgzame menigte Wilhelm op, in contrast tot de ‘praatgrage reporters uit de gehele wereld en handige fotografen’ die ook zijn uitgerukt. Zijn lot deprimeert hem. Uit zijn op Wieringen geschreven memoires: ‘Als een gevangene, geminacht, beweegt men zich in deze kleine kring tussen mensen die somber, schuw wegkijken, als men ze passeert, die nieuwsgierig soms een blik wagen uit half gesloten ogen. Ik ben de bloedzuiger en kindermoordenaar – men is kwaad op de regering, die mij vrij laat rondlopen op dit eiland – die dit eenzame eiland zo’n overlast bezorgde.’

Maar de sfeer zal allengs vriendelijker worden. De smid van het eiland leert hem hoefijzers te smeden. En Wilhelm gaat op Wieringen verder met zijn favoriete passie, die hij ook achter het front in Frankrijk met verve na heeft gejaagd: meisjes zijn bed in praten. Hoeveel bastaardkinderen precies hij op Wieringen achter heeft gelaten, is onderwerp van speculatie gebleven. Zijn huwelijk met Cecilie, hertogin van Mecklenburg, is door al die seksuele escapades in elk geval zwaar op de proef gesteld.

Na vijf jaar verlaat hij met de stille trom Wieringen. Nu hij verklaard heeft geen aanspraak op de troon te zullen maken, mag hij zich in de Weimar Republiek vestigen. De jonge Wilhelm zint echter wel degelijk op restauratie van de monarchie, maar in 1932 is er ook sprake van dat hij het bij de rijkspresidentsverkiezingen namens de nationalisten op gaat nemen tegen Hindenburg en Hitler. Vanuit Doorn grijpt vader in: Wilhelm wordt onterfd als hij het waagt trouw aan de republiek te zweren. Zoonlief gehoorzaamt en gaat dan maar de kandidatuur van Adolf Hitler steunen.

Op 21 maart 1933 zal hij in zijn geboorteplaats ook op de foto gaan met Hitler, als de nazi’s de Dag van Postdam vieren om hun verbondenheid met het Duitse keizerrijk van weleer te demonstreren: een listig staaltje propaganda van Joseph Goebbels. Maar al snel wordt het Wilhelm gewaar dat de Führer het huis Hohenzollern in zijn Derde Rijk links laat liggen. Wilhelm trekt nog wel een SA-uniform aan; tot de NSDAP zal hij echter niet toetreden. In de Tweede Wereldoorlog gaat de Duitse legerleiding niet op zijn aangeboden diensten in. Hij knoopt gaandeweg de oorlog voorzichtig contacten aan met Hitler-opposanten uit het monarchistisch kamp, maar na de val van de nazi’s gaat Wilhelm in hun malaise delen. Marokkanen in Franse dienst rekenen hem op 4 mei 1945 in het Oostenrijkse Voralberg in. Op enkele weken gevangenschap volgt een jarenlang huisarrest. Weinigen denken dan nog aan de voormalige keizer in spe van Duitsland. In 1951 komt hij een hartinfarct niet te boven. Wilhelm van Pruisen is 69 jaar oud geworden.

**

Op Wieringen, dat Sint Helena van Holland, zijn de sterke verhalen over de kroonprins nog lang de ronde blijven doen. Zo deelde hij op een goede dag aan Wieringse schonen badpakken van papier uit en keek hij vervolgens geamuseerd toe hoe die in het water uiteenvielen. De schavuit.

104 Franz Epp en het leven voor Duitsland (zondag 18 juni 1916)


Franz Epp is als Franz Ritter von Epp uit de Grote Oorlog gekomen. Een vechtjas pur sang, niet alleen bij Verdun. Een aartsconservatief ook, trouw aan het Beierse Huis van Wittelsbach. Toch zal het Ritter von Epp zijn die Adolf Hitler aan zijn eerste massamedium helpt: de Volkischer Beobachter.

094 Philippe Pétain en het vuur dat doodt (zondag 9 april 1916)

De man die als held van Frankrijk uit de Eerste Wereldoorlog komt, ‘de Redder van Verdun’, die krijgt na de tweede de doodstraf. De kruisweg van Philippe Pétain krijgt nog een bizar, postuum slot als in 1973 zijn lijk uit de graftombe op het Ile d’Yeu wordt geroofd.

Het vuur dat doodt

Op een maandagochtend in 1973 trekken de krassen van een beitel de aandacht van een grafdelver op het eilandje van Yeu, een winderige puist van graniet voor de kust van West-Frankrijk. De man kijkt nog eens goed naar de witte, betonnen zerk van Henri Philippe Pétain. Niet lang daarna wordt duidelijk dat het lijk van de maarschalk uit zijn graf is geroofd.

***

Het jaar is 1951 als maréchal Pétain sterft op Île d’Yeu. Op zijn laatste verjaardag heeft zijn bemoeizieke vrouw Nini voor een taart met 95 kaarsjes gezorgd in de kleuren rood, wit en blauw. Pétain veert op. ‘Hoe mooi toch’, zegt hij, terwijl hij met zijn vinger wijst naar het ene kaarsje dat maar niet wil branden. De dagen daarna stijgt hij bazelend en brabbelend weer op naar seniele sferen.

November 1945 betrekt Pétain zijn gevangenis op Île d’Yeu. Een jury heeft hem de doodstraf gegeven: veertien stemmen voor, dertien tegen. Een communistische afgevaardigde voor de Somme geeft de doorslag. Maar daarna maakt president Charles de Gaulle, als soldaat zijn ondergeschikte in de vorige wereldoorlog, er levenslang van. Hoe dan ook, Pétain is tot een landverrader verworden. Als de dictatoriale chef van Vichy-Frankrijk heeft hij zijn volk aan de Duitsers overgeleverd. Dat zijn ambtenaren op grote schaal Franse Joden in de armen van de Duitsers hebben gedreven, laat de rechtbank amper meewegen. De aanklacht richt zich niet zozeer op collaboratie, maar op de schandelijke capitulatie van juni 1940, nota bene beklonken in de treinwagon van Compiègne, waarin 22 jaar eerder de Duitsers hun vernederende wapenstilstand onder ogen hebben moeten zien. De foto waarop Pétain de hand van Adolf Hitler drukt, dateert van oktober 1940.

Een onbetwiste held is Pétain nog in het interbellum, dat hij als ambassadeur in Spanje afsluit. Representant van traditionele waarden van eer en gezag en verklaard tegenstander van het parlementair systeem, dient hij in 1934 vanuit het kabinet zijn land. Maar ook onder minister Pétain van Oorlog raakt het Franse leger verder achterop. Luchtmacht, landmacht en marine moeten het zien te rooien met verouderd wapentuig.

Een decennium eerder is Pétain nog een warm pleitbezorger van de Maginotlinie, die met haar betonnen fortificaties en kazematten de Duitsers in een volgende oorlog buiten de deur moet gaan houden: dwaas plan zal in 1940 blijken. In 1925 gaat Pétain zelf nog voorop in de strijd. Spanje te hulp snellend leidt hij de Franse troepen tegen de Berbers in de Tweede Marokkaanse ofwel Rif Oorlog. Hij mag zich dan al maarschalk noemen: die rang voor het leven wordt hem niet lang na de wapenstilstand van november 1918 verleend. Dat eerbetoon doet hem goed, al is hij nooit een man van uiterlijk vertoon geweest. Zeven sterren op zijn mouw of niet, tijdens de overwinningsparade van 1919 rijdt hij onder de Arc de Triomphe door in het horizon blue, het uniform van de poilu.

De laatste fase van La Grande Guerre is hij onderhorig aan de geallieerde generalissimo Ferdinand Foch – de twee Fransen liggen elkaar bepaald niet. Het jaar 1918 laat opeenvolgende Duitse offensieven zien, die samen de Kaiserschlacht vormen. Lang houdt Pétain vast aan zijn behoedzame tactiek van verdedigen in de diepte. ‘Defaitist’ noemen critici hem. Maar met voldoende Amerikaanse regimenten en Renault FT-17 tanks aan zijn zij, ontkomt Pétain er toch niet aan om in de tegenaanval te gaan. Op 18 juli 1918 kantelt aan de Marne de oorlog definitief.

De Duitse opmars van 1918 drijft wel een wig tussen Fransen en Britten. Pétain is de Britse generaal Douglas Haig aan de Somme en het St. Quentinkanaal met zeven Franse divisies nog wel bij komen staan, maar bij een nieuwe smeekbede van Haig geeft Pétain nul op het rekest. De Franse generaal verwacht nog altijd het beslissende Duitse offensief zuidelijker, in de Champagne en de Elzas. De verdediging van Parijs stelt Pétain boven het strategisch belang van aansluiting met de Britten. Onder de zware Duitse druk is Haig er inmiddels aan toe om onder één geallieerde opperbevelhebber van Franse origine te dienen, maar Pétain lust hij niet meer. En ook de Franse premier Georges Clemenceau kiest die andere, wél doorpakkende generaal: Ferdinand Foch.

De Franse militair heeft genoeg geleden. Daarvan is Pétain meer en meer overtuigd geraakt. Als soldaat onder de soldaten is hij dan ook de uitgelezen bevelhebber om de rust in de loopgraven na de Nivelle-muiterijen te herstellen. Vier dagen nadat hij in mei 1917 het opperbevel van Robert Nivelle over heeft genomen, maakt hij, zijn belangrijkste adviseurs negerend, een eind aan onzinnige offensieven. Die bij de Chemin des Dames is daarvan een maand eerder het schoolvoorbeeld geweest. Rantsoenen en onderkomens voor de poilus worden op last van Pétain verbeterd, verlofregelingen uitgebreid. Wie als soldaat meent dat hij op langer verlof recht heeft dan hem is toebedeeld, mag voortaan zijn superieur om tekst en uitleg vragen. Wat pure repressie betreft volstaat Pétain met het terechtstellen van 49 muiters, op een totaal van 554 doodvonnissen. Een groot aantal deserteurs wordt naar de beruchte Franse strafkolonie in Frans-Guyana gezonden.

***

In een mum van tijd wordt een klopjacht in het hele land op touw gezet: waar is de kist van maarschalk Pétain gebleven? De politie werpt roadblocks op en speurt in aangehouden vrachtwagens naar het lijk. Op de uitgestrekte begraafplaats van Douaumont, aan de voet van een ontzagwekkend knekelhuis, worden graven geopend. Het vermoeden bestaat dat de maarschalk heimelijk op Douaumont te rusten is gelegd. Rechtse krachten hebben immers al jaren campagne gevoerd voor een hereniging van Pétain en zijn strijdmakkers, die in 1916 bij Verdun zo glorieus voor ‘la Patrie’ zijn gevallen.

***

Slechts twee van de tien maanden die ‘Verdun’ duurt, voert Pétain daadwerkelijk het commando over de Franse troepen. Maar in december 1916 komt hij toch als de ‘Redder van Verdun’ uit de strijd. De mythe dicteert dat híj de man is die voor Frankrijk ‘de oorlog binnen de oorlog’ heeft gewonnen op onverschrokken wijze, al strookt de zenuwtic in een ooglid van Pétain niet met dat beeld.

De climax van de strijd om Verdun is in de laatste week van juni bereikt. Als de Britse artillerie aan de Somme zich voor het eerst laat horen, als de Fransen met hun nieuwe gasmaskers uit wolken van dodelijk fosgeen levend tevoorschijn komen, als Duitse infanteristen tijdens hun stormloop wel onder het Franse veldgeschut bezwijken, dan tekent het zich duidelijk af: Verdun houdt stand. ‘Houd moed!’ heeft Pétain zijn troepen in april dan ook voorgehouden. ‘We krijgen ze wel.’ ‘Courage! On les aura!’

Toch is Joseph Joffre, chef van het Franse leger, niet tevreden over Pétain, die zijn aandacht alleen bij de verdediging van Verdun lijkt te hebben. Joffre is al in de ban van het aanstaande geallieerde offensief aan de Somme. Hij ontneemt Pétain in april 1916 het commando over het Tweede Leger ten faveure van Robert Nivelle, op wie de statistieken van gesneuvelde soldaten minder zwaar drukken. Verder weg van het front mag Pétain zich over de Centrale Legergroep gaan ontfermen.

In maart 1916 is de Parijse pers interesse gaan tonen in de generaal die zijn mannen stand laat houden in de Teutoonse hel. Het kost de kranten moeite een foto van deze Pétain te achterhalen. La Voie Sacrée, zo gedoopt door de propagandist Maurice Barrès, is ook Pétains heilige pad naar eeuwige roem. Een onafzienbare stroom aan manschappen, munitie en voorraden perst zich dag in dag uit over de landweg die Pétain met steenslag heeft geplaveid. Het hoofdkwartier van Pétain, in het dorpje Souilly, ligt er pal naast. Met de mannen helemaal vooraan toont Pétain ondertussen compassie. Hij ziet erop toe dat ze in hun loopgraven tijdig afgelost worden door nieuwe contingenten.

Februari 1916 barst de hel boven Verdun los. Joffre doet op een beroep op de bevelvoerder van het Tweede Leger, Philippe Pétain. Maar die is in geen velden of wegen te bekennen. Uiteindelijk wordt hij in het holst van de nacht door zijn adjudant getraceerd in Hôtel Terminus, vlakbij de Gare du Nord in Parijs, ver weg van het front bij de Maas. Pétain, een onvervalste Don Juan, bevindt zich in de armen van zijn ruim twintig jaar jongere maîtresse Eugénie Hardon, een gescheiden moeder, met wie Pétain pas in 1920 zal trouwen: zijn Nini.

***

Na twee dagen belegt een Algerije-veteraan, Hubert Massol, een persconferentie. Hij belooft de kist van Pétain terug te geven op voorwaarde dat de regering overgaat tot rehabilitatie van de maarschalk. Maar na zijn arrestatie slaat Massol al snel door en voert hij de politie naar een garage in de Parijse voorstad Saint-Ouen.

***

De oorlog heeft zijn militaire carrière in een stroomversnelling gebracht. Generaal van het 33e korps in oktober 1914, van een divisie in september, van een brigade in augustus. Hij onderscheidt zich tijdens de mislukte offensieven in de Artois, maar ook tijdens de succesvolle Slag aan de Marne.

De vrede, die heeft hem niet verder dan de rang van kolonel gebracht. Hij is 58 jaar oud als hij zich in de lome zomer van 1914, na militaire omzwervingen binnen de grenzen van Frankrijk, op een bestaan als burgerman voorbereidt.

Het is een rotsvaste overtuiging die zijn loopbaan op een dood spoor heeft gebracht. Opgeleid aan de École Spéciale Militaire de Saint-Cyr gelooft Pétain niet in de aanvalsdoctrine die de legertop uitdraagt. Le feu tue is zijn motto: vuur doodt. Hij gruwelt van bajonetten die zich op mitrailleurs werpen. Pétain gaat uit van de verdediging, een ketterse filosofie in de ogen van hen die bovenaan de ladder staan. Hij mag in het eerste decennium van de eeuw zijn tactische ideeën dan wel verkondigen aan de leerlingen van de École Supérieure de Guerre, hogerop in het leger geraakt hij niet. Pietje Precies (‘Précis le sec’) heeft hij zich als bijnaam verworven. De afgemeten dictie waarmee hij spreekt, hoort daarbij.

Philippe Pétain mengt zich zo weinig mogelijk in publieke discussies. De scheiding van kerk en staat, doorgevoerd in 1905, laat de lakse katholiek onbesproken. Ook aan de Affaire des Fiches een jaar eerder – antiklerikale oorlogsminister laat katholieke militairen bespioneren – gaat Pétain voorbij. Naar zijn exacte standpunt in het grootste schandaal van republikeins Frankrijk, de Dreyfusaffaire, moeten historici later een slag gaan slaan. Zijn haat tegen links is wel duidelijk terug te voeren tot de gebeurtenissen van 1871: de opstand van de Parijse Communards die volgt op de nederlaag tegen Pruisen.

De adolescent Philippe Pétain besluit een toekomst als priester uit zijn hoofd te zetten en het voorbeeld te volgen van het indrukwekkende infanteriebataljon dat bij Saint Omer is gelegerd. Op school heeft hij redelijk gepresteerd. Tien jaar oud wordt hij op een boerenkar van thuis naar het Collège Saint-Bertin gereden. Door een erfenis van een oudoom kunnen zijn ouders de kostschool van streng-katholieke signatuur voor hun zoon betalen. Hij is, na drie dochters, hun geschenk uit de hemel geweest. In Cauchy-à-la-Tour, een dorpje van 400 inwoners in het Noord-Franse departement van Pas-de-Calais, wordt hij op 24 april 1856 geboren: Henri Philippe Bénoni Omer Pétain.

‘Bénoni’ is de naam van zijn grootvader geweest. Maar weinigen dragen hem. In het boek van Genesis baart Rachel, tweede vrouw van Jacob, een zoon ten koste van haar eigen leven. Jacob zal later voor het kind de naam van Benjamin uitkiezen, maar zijn moeder heeft hem nog Bénoni kunnen noemen. Het betekent: ‘de zoon van mijn zorgen’.

***

Daar liggen dan de foute dan wel heroïsche botten van maarschalk Pétain, in een vermolmde eikenhouten kist, geladen op een vrachtwagen. Deze garage in Saint-Ouen is het onderkomen voor Frankrijks onverwerkte geschiedenis. President Georges Pompidou aarzelt niet en gelast de herbegrafenis van Philippe Pétain op het Île d’Yeu. De maarschalk ligt weer in zijn graf van ballingschap en de doden van Verdun doen er het zwijgen toe.

087 Emilie Driant en een miljoen granaten op een dag (zondag 20 februari 1916)

Emile Driant had ervoor gewaarschuwd: Verdun was een zwakke plek in de Franse verdediging. Dus kon hij een gevoel van tevredenheid niet onderdrukken toen Duitse offensief op uitbreken stond. Onverstoorbaar, zo wil de sage, leidt hij zijn mannen door het Teutoonse trommelvuur, tot op het moment waarop hij zijn laatste woorden spreekt: ‘Oh la, mon Dieu’.

061 Joseph Joffre en de achtergrond van wijnvaten (zondag 22 augustus 1915)


Papa Joffre, de Held van de Marne, had ook de uitstraling van een ‘vriendelijk kerstmannetje’. Bij de Somme zal in 1916 blijken dat Joffre geen beweging in de oorlog kan krijgen. Dan bevorderen we hem maar tot maarschalk, besluit de Franse regering vervolgens. Mooie oplossing voor de man die het heenzenden van officieren, oftewel het limogeren, tot praktijk verhief.

057 Rupprecht van Beieren en de kroon van het verleden (zondag 25 juli 1915)

Van 1180 tot 1918 regeerde het Huis Wittelsbach over Beieren. In die lange, lange lijn van vorsten was Rupprecht misschien wel de bekwaamste van al geweest, als de Eerste Wereldoorlog hem niet het koningschap had ontnomen. Al snel in die oorlog had Rupprecht de hoop op een Siegfrieden ook al verloren.