236 Ludwig Wittgenstein en de logica van de loopgraven (zondag 29 december 1918)

Ludwig Wittgenstein

Ludwig Wittgenstein

Obsessief geniaal, in de lijn van de familie, was Ludwig Wittgenstein, die zijn Tractatus Logico-Philosophicus in de Oostenrijkse loopgraven uitwerkte, zoals hij zijn eigen mortier construeerde uit een boomstam met bronzen draad eromheen gewikkeld.

De logica van de loopgraven

De dood die de Oostenrijkse Rittmeister Kurt Wittgenstein tegen het eind van de Eerste Wereldoorlog aan het Italiaanse front vond, moet hij zelf opgezocht hebben. Maar waarom en hoe hij op 40-jarige leeftijd een eind aan zijn leven heeft gemaakt, zal altijd een mysterie blijven. Zijn lichaam is ook nooit teruggevonden.

Veertien jaar eerder, in 1904, ging zijn jongere broer Rudolf aan een tafeltje zitten in een restaurant in Berlijn, waar hij scheikunde studeerde. Hij vroeg de pianist om het lied ‘Verlassen, verlassen, verlassen bin ich’ en strooide toen wat kaliumcyanide door zijn melk. Snel maar gruwelijk trad de dood in.

Twee jaar dáárvoor weer ondernam Hans Wittgenstein, van al zijn muzikale broers en zussen nog het meest getalenteerd, een boottocht in Chesapeake Bay. Hij keerde niet terug. In Amerika had Hans zich ver weg geweten van zijn dominante, perfectionistische vader, die zijn kinderen thuis hield, waar hij ze beter dan op school meende te kunnen uitrusten voor een industriële loopbaan. Na de verdwijning van Hans ging zijn vader hem doodzwijgen. De rampspoed binnen het even begaafde als verdoemde gezin ging daarmee echter niet liggen. Zie Rudolf, zie Kurt.

Steenrijk was de vader, Karl Wittgenstein. De Oostenrijker stond bekend als de ‘Andrew Carnegie van Oost-Europa’. Met zijn Amerikaanse evenknie was hij ook bevriend. In twee decennia tijd had Wittgenstein een imperium uit ijzer en staal opgetrokken om zich op z’n 52e al terug te kunnen trekken in zijn ‘Paleis Wittgenstein’. Hij manifesteerde zich daar als een mecenas voor de Weense kunst. Gustav Klimt schilderde een van de dochters, Margarethe, bij gelegenheid van haar huwelijk. De oude Johannes Brahms, Bruno Walter, Clara Schumann, Gustav Mahler en Pablo Casals – al die groten uit de muziek kwamen bij de Wittgensteins over de vloer. De moeder des huizes, Leopoldine, was zelf ook een virtuoze pianiste.

Obsessieve genialiteit was de norm in het gezin. Ludwig, de benjamin onder de acht kinderen, ving er al vroeg een glimp van op in het holst van de nacht. Wakker gemaakt door pianospel daalde Ludwig de trap af. Onbespied keek hij toe hoe zijn oudere broer Hans als een bezetene achter de piano tekeer ging. Voor een flirt met de dood, waartoe zijn drie oudere broers zich lieten verleiden, zou ook Ludwig Wittgenstein ontvankelijk blijken. De man die door velen beschouwd wordt als de meest invloedrijke en oorspronkelijke filosoof van de twintigste eeuw, worstelde zijn leven lang met suïcidale gedachten.

Als kind spreidde Ludwig vooral een mechanische passie tentoon. Op z’n tiende fabriceerde hij al een naaimachine van houten stokjes. Zijn prestaties op school waren dan weer niet geweldig. Spellen met name was dramatisch: de jongen had dyslexie. Hij gold als een buitenbeentje, die stotterend Hoogduits sprak. Ludwig stond erop dat andere kinderen hem met ‘Sie’ aanspraken.

Toen zijn vader eindelijk van zijn principe afstapte en Ludwig naar school liet gaan, was het voor de jongste van het stel te laat om nog tot het gymnasium in Wenen toegelaten te kunnen worden. In Linz bezocht hij daarom de Staatsoberrealschule. De meeste leraren daar waren geestelijk gestoord, zo ging een van de andere leerlingen zich herinneren. Dat was Adolf Hitler, zes dagen ouder dan Ludwig Wittgenstein. Ze zaten niet in dezelfde klas – Hitler liep een jaar achter, Wittgenstein een jaar voor – en de theorie van de Australische auteur Kimberley Cornish dat Auschwitz terug valt te voeren tot een ruzie tussen beiden op het schoolplein, is ronduit bespottelijk. Drie van Ludwigs grootouders waren van Joodse komaf, maar de kinderen Wittgenstein werden gedoopt in overeenstemming met het katholieke geloof van moeder.

Ludwig begon een studie mechanica in Berlijn en raakte al snel geïnteresseerd in de luchtvaarttechniek, die hem in 1908 naar Manchester voerde. Hij slaagde erin een patent aan te vragen voor een nieuw type propeller. Zijn belangstelling voor wiskunde begon inmiddels de overhand te krijgen. Inspiratiebron waren de studies van Gottlob Frege en Bertrand Russell. Bij die laatste meldde hij zich in het Cambridge van het jaar 1911. Russell onderkende meteen het genie in Wittgenstein. ‘I love him en heb het gevoel dat hij alle problemen op zal lossen waarvoor ik te oud ben’, heeft Russell verzucht.

In 1913 stierf vader Karl Wittgenstein. Zijn zoon Ludwig kreeg de beschikking over een fortuin, waarvan hij een deel schonk aan schrijvers als Rainer Maria Rilke en Georg Trakl. Wittgenstein trok zich terug in een dorpje in Noorwegen, waar hij zich aan notities over logica zette. Aan de universiteit in Cambridge bleek men niet onder de indruk. De verontwaardiging daarover week bij Ludwig al snel voor de vervoering om als vrijwilliger in het leger van Oostenrijk-Hongarije te gaan dienen. Zijn oudste zuster Hermine zou in haar ‘Familieherinneringen’ schrijven dat niet enkel patriottisme Ludwig dreef, maar ook het verlangen iets moeilijks op te pakken buiten het intellectuele domein.

Zijn twee jaar oudere broer Paul meldde zich ook aan het front. Het eerste oorlogsjaar kwam hij niet ongeschonden door. Hij verloor zijn arm en werd door de Russen gevangen genomen. Na de oorlog zette de eenarmige Paul Wittgenstein zijn loopbaan als pianist voort. Maurice Ravel zou voor hem het ‘Concert voor de linkerhand’ – in D Majeur – gaan componeren. Paul Wittgenstein week in 1931 te Wenen eigenzinnig van de partituur af. Ravel zou het hem nooit vergeven.

Ludwig Wittgenstein ving de oorlog aan op een patrouilleboot op de Weichsel. Hij raakte bij een explosie gewond. Na zijn herstel diende hij op een legertrein in de buurt van Lvov. De klappen van het Broesilov Offensief ving hij in 1916 op. Januari 1917 werd hij als onderdeel van een regiment met houwitzers naar het Russisch front gestuurd. Ondanks zijn weerzin ertegen aanvaardde hij een officiersrang. Het laatste oorlogsjaar bekampte Ludwig Wittgenstein nabij het plateau van Asiago de Italianen. Daar construeerde hij zijn eigen mortier uit een boomstam met bronzen draad eromheen gewikkeld. Op 3 november 1918 namen de Italianen bij Trento een grote groep Oostenrijkers gevangen. Luitenant Ludwig Wittgenstein was een van hen.

De oorlog had hem niet alleen geweld gebracht. De filosofische notie van wat taal vermag, werkte hij in de loopgraven uit tot wat zijn beroemde Tractatus Logico-Philosophicus zou worden. Wittgenstein zag in een tijdschrift een tekening waarin de totstandkoming van een auto-ongeluk in stappen was weergegeven. Een zin, opgebouwd uit woorden, is zo’n zelfde plaatje van de werkelijkheid. Als woorden de namen van dingen zijn, dan is de gedachte een zin waarin die woorden zich op een betekenisvolle manier tot elkaar verhouden. Waar of niet waar, dat doet er niet toe. Zolang de voorstelling een stand van zaken kán zijn, dient taal de mens. Maar daarmee houdt het dan ook op.

Wat niet ís, wat geen ding is, maar een idee, kan ook niet gezegd worden. Pogingen daartoe zijn louter geleuter. ‘God’, ‘ziel’, ‘geest’ – dat zijn abstracties die zich semantisch niet laten temmen. Ethiek en esthetiek bewegen zich in mystieke sferen, waar de taal niet in door weet te dringen. Voilà, de zevende en meest geciteerde stelling uit de Tractatus van Wittgenstein: ‘Waar men niet over spreken kan, daarover moet men zwijgen.’

Tot augustus 1919 zat Wittgenstein opgesloten in een Italiaans kamp. Hij slaagde er met hulp van het Rode Kruis in om een kopie van zijn Tractatus op te sturen naar Russell en Frege in Engeland. ‘Abhandlung’ luidde de Duitse naam. Wittgenstein beschouwde het ook als het einde van zijn filosofische exercities: ‘De finale oplossing van de problemen’. Een uitgever bleek niet makkelijk te vinden. De ene vroeg een bijdrage in de drukkosten, de andere drong aan op wijzigingen in de tekst. Wittgenstein weigerde pertinent.

Eind december troffen Wittgenstein en Bertrand Russell elkaar in Den Haag. De Brit, die als pacifist de oorlog had getrotseerd, zag de oorlogsvrijwilliger Wittgenstein als een andere man terug. Mysticus en asceet was de Oostenrijker geworden. Een maand eerder had Wittgenstein in een brief aan Russell de opdracht gegeven om al zijn bezittingen, ook de dagboeken en manuscripten, in Cambridge te verbranden. Van zijn familie nam hij geen geld meer aan.

Russell toonde zich bereid om een inleiding tot de Tractatus te schrijven en zo de kansen op publiceren te verhogen. Maar Wittgenstein leek het wel te geloven en nam in augustus 1920 een betrekking aan als tuinman in de abdij van Klosterneuburg, nabij Wenen. Een maand later vestigde hij zich als onderwijzer op een lagere school in een Oostenrijks bergdorpje. In brieven aan Russell schreef hij met onverholen dedain over de dorpelingen. ‘Het valt me zwaar met mensen te leven. Het zijn alleen niet echt mensen, eerder een kwart dier en driekwart mens.’

Wittgenstein was een inspirerende leraar voor de bollebozen, maar een bullebak voor de kneuzen. Hij deelde oorvijgen uit en trok aan haren, ook die van meisjes, maar ontkende glashard als hij daarvoor ter verantwoording werd geroepen. In 1926 deed zich een incident voor waarmee hij niet weg kwam. Josef Haidbauer, een 11-jarige jongen, zou bewusteloos zijn geraakt na een uithaal van Wittgenstein. Die pakte als onderwijzer zijn biezen, maar ontkwam niet aan verhoren van de politie. Tot een daadwerkelijke vervolging kwam het niet, mogelijk door inspanningen van zijn welgestelde familie.

Wittgenstein wist daarna in Cambridge alsnog tot grote academische hoogten te stijgen. Bij zijn terugkeer in 1929 schreef de econoom John Maynard Keynes aan zijn vrouw: ‘Wel, God is aangekomen. Ik heb hem ontmoet in de trein van 5.15 uur.’ Hij gaf twee middagen per week college. Soms riep hij midden in een betoog ‘een ogenblik, even nadenken!’ om minutenlang naar zijn handpalm te kijken. Na nog naar Noorwegen te zijn uitgeweken, was het in Cambridge dat Ludwig Wittgenstein in 1951 op 62-jarige leeftijd kwam te overlijden aan prostaatkanker – het eind aan een overwegend solitair bestaan. Geen van zijn relaties met mannen was tot een langdurige verbintenis uitgegroeid.

Wittgenstein is nog naar Neder-Oostenrijk teruggekeerd om vergiffenis te vragen aan de kinderen die hij zo hardhandig had aangepakt. Hoe hebben de kinderen gereageerd op de boetedoening van hun geleerde onderwijzer van weleer? Wel, Hermine Piribauer schijnt het volgende antwoord te hebben gegeven: ‘Ja ja’.

232 Sidney Sonnino en een sarcofaag als laatste wens (zondag 1 december 1918)

Sidney Sonnino

Sidney Sonnino

Sidney Sonnino, Italiës minister van Buitenlandse Zaken, was een pure opportunist. Eerst zette hij zijn kaarten op de Centrale mogendheden, daarna helde hij met de massa over naar het geallieerde kamp. In Parijs kwam hij de oorlogsbuit van het Pact van Londen ophalen. Populair wist hij zich er niet te maken.

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering per mail (doc + mp3)

194 Ernest Hemingway en de stukjes shrapnel in het been (zondag 10 maart 1918)

Ernest Hemingway

Ernest Hemingway, ambulancechauffeur, kon zich erop beroepen de eerste Amerikaan te zijn die zijn bloed in Italië had gestort. Het maakte hem, dankzij Gertrude Stein, een vertegenwoordiger van de Lost Generation. Zijn schrijversleven is een very long story.

  • Volgers van Veertien Achttien krijgen zowel het Word-bestand als de mp3 van deze aflevering over de mail.

085 Conrad von Hötzendorf en het gevaar van de kleine adder (zondag 6 februari 1916)

Hotzendorf

Briljant tacticus en strateeg. Die reputatie genoot de aanvoerder van het Oostenrijks-Hongaarse leger, Conrad von Hötzendorf. Hij heeft het in de Grote Oorlog niet waar kunnen maken. Toch nog 100.000 mensen bij zijn begrafenis in het Wenen van 1925.

082 Gabriele D’Annunzio en het hongeren en dorsten naar glorie (zondag 16 januari 1916)

‘Dichter van het slachthuis’. ‘Johannes de Doper van het Italiaanse fascisme’. ‘De eerste Duce’. Vele bijnamen heeft Gabriele D’Annunzio geoogst. Dandy en durfal tegelijk hunkert de beroemdste Italiaan tussen Verdi en Mussolini naar een glorieuze dood. En toch zal hij oud sterven – hij wel.

079 Vera Brittain en de klop op de deur (zondag 26 december 1915)

Eerst haar verloofde, toen twee goede vrienden en ten slotte ook haar enige broer: vier keer werd Vera Brittain door de oorlog in diepe rouw gedompeld. Het maakte van haar een hartstochtelijk pacifiste, die zich in de Tweede Wereldoorlog zou keren tegen de bombardementen op Duitse steden.