255 Amanoellah Khan en de hand van een Pathaan (zondag 11 mei 1919)

Amanoellah Khan

Amanoellah Khan

Van de koloniale onrust bij de buren maakt de Afghaanse koning Amanoellah Khan behendig gebruik. De jonge monarch valt Brits-Indië binnen en krijgt daarmee grote delen van zijn volk achter zich. De poging om, naar het voorbeeld van Atatürk, zijn land op een moderne leest te schoeien, zal gaan mislukken. Vandaar ook deze uitdrukking: ammehoelah!

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering per mail (doc + mp3)

238 Raymond Poincaré en de droeve ogen van proefkonijnen (zondag 12 januari 1919)

Raymond Poincaré

Raymond Poincaré

Een ware dierenvriend was de Franse president Raymond Poincaré. Rabiaat anti-Duits tot aan zijn dood smeedde hij voor de oorlog een hechte band met tsaristisch Rusland. Georges Clemenceau hield hem weg bij de vredesbesprekingen, maar in 1923 was het Poincaré, nu weer als premier, die het bevel gaf tot invasie van het Ruhrgebied.

231 Wilhelm II van Württemberg en de toespraak van God (zondag 24 november 1918)

Wilhelm II van Württemberg

Wilhelm II van Württemberg

Een voor een tuimelen in november 1918 de Duitse vorsten om. Ook een geliefde koning als Wilhelm II van Württemberg moet wijken voor de tijdgeest. In 1991 krijgt hij zijn standbeeld in Stuttgart: niet martiaal op een paard, maar vrolijk wandelend met de hondjes.

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering als doc-bestand en als mp3-bestand

162 Benedictus XV en het losgeld voor de mensheid (zondag 29 juli 1917)


De wereldleiders aanhoren de zalvende woorden van Benedictus XV en gaan vervolgens over tot de orde van de dag. Neutraliteit predikend oogst de paus in beide oorlogskampen verontwaardigde reacties.

Het losgeld voor de mensheid

Als de Maagd van Orléans heeft Jeanne d’Arc haar onschuld door de eeuwen heen gedragen. De Engelsen brachten haar in hun Honderdjarige Oorlog met Frankrijk op de brandstapel om het leven. Dat was in 1431. In de vier jaren van de Eerste Wereldoorlog, waarin Fransen en Engelsen zij aan zij streden, vocht ook Jeanne mee op prentjes die in de loopgraven van hand tot hand gingen. Jeanne die een stervende, Franse soldaat ondersteunt. Jeanne die gezeten op haar schimmel met getrokken zwaard de weg naar de victorie wijst.

Frankrijk heet een katholiek land te zijn, maar sinds de Franse Revolutie hebben Parijs en Rome zich maar moeizaam verhouden. De twintigste eeuw begon met een verscherping van dat conflict, toen de Franse president een bezoek bracht aan de koning van Italië: een regelrecht affront aan het adres van het Vaticaan, dat in 1870 de stad Rome aan de Italiaanse staat had moeten laten. Paradoxaal genoeg bracht de scheiding van kerk en staat in de Franse republiek met zich mee dat voor seminaristen en priesters geen uitzondering op de dienstplicht werd gemaakt. Wat bleek: in de union sacrée die La Patrie in 1914 samenbond ging ook de Franse clerus zonder mokken op. Zo bracht de oorlog in Frankrijk een zekere verzoening tussen het wereldlijk en het kerkelijk gezag tot stand. Die détente werd in 1920 beklonken, toen in de Sint-Pieter te Rome dat meisje van vijf eeuwen terug heilig werd verklaard: Jeanne d’Arc.

Benedictus XV was de naam van de paus die Jeanne’s mystieke gaven boven haar militante inborst stelde, en passant zelf diplomatiek voordeel pakkend. Datzelfde jaar, 1920 dus, ontving Benedictus ook de kanseliers van Duitsland en Oostenrijk, de verslagen Centrale machten. En een jaar eerder had hij in Vaticaanstad Woodrow Wilson ontvangen. Het was de eerste keer dat een paus een president van de Verenigde Staten ontmoette. Zelfs Lenin in Rusland ging welwillend in op de toenaderingspogingen van Benedictus. Wereldleiders laafden zich in vredestijd aan het spiritueel gezag van de Heilige Vader. In de oorlog was dat wel anders geweest.

Die oorlog was in 1914 nog geen maand oud, toen in Rome paus Pius X het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Het college van kardinalen, voor de helft van Italiaansen bloede, nam er zijn tijd voor om een opvolger te kiezen. De witte rook was uiteindelijk voor Giacomo della Chiesa, al was die pas vier maanden kardinaal. Een markies van geboorte kwam hij voort uit de verarmde stadsadel van Pegli, stadsdeel van de havenstad Genua. Met de keizer van Duitsland had Giacomo gemeen dat hij aan een moeizame geboorte een gebrek over had gehouden. Klein van stuk liep hij wat mank.

Als aartsbisschop van Bologna hoorde Della Chiesa niet bij de intimi van Pius X, die van zijn pontificaat een strijd tegen het modernisme had gemaakt Nieuwlichters die dogma’s in hun historische context plaatsten en openstonden voor de waarheden van andere godsdiensten werden door Pius verketterd. In 1903 was hij terstond met zijn kruistocht begonnen, daartoe in staat gesteld door Franz Joseph. Die godvruchtige keizer van Oostenrijk-Hongarije was dat jaar het allerlaatste, katholieke staatshoofd dat gebruik kon maken van zijn Ius Exclusivae, het vetorecht bij de benoeming van een nieuwe paus. De tolerante Mariano Rampolla del Tindaro werd erdoor getroffen. Het was deze vooruitstrevende kardinaal-secretaris aan wie Della Chiesa zijn lot had verbonden.

In 1914 werd de tijd echter door een meerderheid van de kardinalen weer rijp geacht om de rechtlijnige paus door een buigzamer type op te laten volgen,ook met het oog op een betere relatie met de Italiaanse staat. Della Chiesa werd die herder. Van een pontificale kroning in de Sint-Pieter zag hij in het licht van de oorlog in Europa af. Op 6 september 1914 trad hij in de Sixtijnse Kapel als paus Benedictus XV naar voren. ‘Vredespaus’ werd zijn epitheton, ook al zou hij de vrede niet weten te bevorderen.

In het eerste jaar van zijn pausschap tracht hij tevergeefs Italië neutraal te houden, contacten aanknopend met politici, krantenmagnaten en ook de koninklijke familie. Hij dringt er in januari 1915 via zijn nuntius bij de Oostenrijkers op aan om concessies in de richting van Italië te doen: een overdracht van Zuid-Tirol met name. Wenen wil daar echter niets van weten , zoals de Belgische koning een jaar later ook niets kan met Benedictus’ boodschap dat met de Duitsers over een afzonderlijke vrede te praten valt.

Door zijn pleidooi voor Italiaanse afzijdigheid wordt hij van geallieerde kant in een kwaad daglicht gesteld. De paus is op de hand van de Centrale machten, zo heet het. Over de wandaden tegen Belgische en Servische burgers hoor je hem niet, merkt men daarbij op. De Fransen gaan hem ‘le Pape boche’ noemen, de ‘moffenpaus’. Indirect bewijs is dat hij vóór zijn pausschap werd gedecoreerd door zowel de keizer van Oostenrijk-Hongarije als die van Duitsland. Franz Joseph was Della Chiesa dankbaar voor de moeite die hij in 1888 had gedaan om het virulente antisemitisme in Wenen te temperen. Een jaar later trof de keizer in Della Chiesa bovendien een kerkdienaar die de overleden kroonprins een katholieke uitvaart vergunde, hoewel deze Rudolf een doodzonde had begaan door zichzelf het leven te nemen. De Duitse keizer Wilhelm II had aan zijn bezoek aan het Vaticaan in 1902 warme herinneringen aan Della Chiesa overgehouden.

In Ad Beatissimi, zijn eerste encycliek van september 1914, verklaart Benedictus het ontstaan van de oorlog uit ‘minachting voor gezag, het onrecht in de verhoudingen tussen de klassen, het verwerven van materiële goederen als het enig doel van menselijke activiteit en het onbeperkt streven naar onafhankelijkheid’. Op 28 juli 1915, exact een jaar na de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië, laat hij opnieuw van zich horen. Het is een smeekbede: ‘In de heilige naam Gods, in naam van onze hemelse Vader, ter wille van het gebenedijde bloed van Jezus, dat Hij als losgeld voor de mensheid gaf, bezweren wij u, die Gods voorzienigheid geroepen heeft tot de regering van de oorlogvoerende volken, eindelijk een halt toe te roepen aan dit ontzettende bloedbad dat sinds een jaar Europa onteert.’ De regeringsleiders aanhoren de zalvende woorden en gaan over tot de orde van de dag. Andermaal wordt pijnlijk duidelijk dat de paus op het mondiale toneel geen speler is. Ook bij de Haagse Vredesconferenties aan het begin van de eeuw is de rooms-katholieke kerk buitenspel blijven staan.

Rusland was orthodox, Engeland protestant en Frankrijk antiklerikaal: natuurlijke bondgenoten van de Heilige Moederkerk waren de geallieerde machten allerminst. Zo beschikten Engeland en Frankrijk, anders dan Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, ook niet over gezanten in Vaticaanstad. Een Beierse monseigneur in de Romeinse curie zou in 1916 het brandpunt van een voor Benedictus uiterst schadelijke affaire worden. Men had deze Rudolf Gerlach als volgt het torpederen van een Italiaans schip horen becommentariëren: ‘Zo, een paar uur geleden, heeft Italië zijn prijs voor het verraad aan Duitsland betaald.’ Gerlach is Duitslands spion in het hart van de Kerkelijke Staat, zo zwellen de geruchten aan, maar Benedictus gelooft heilig in diens onschuld en houdt hem lange tijd de hand boven zijn hoofd. ‘De affaire bracht het slechtste in Benedictus naar boven’, meldt biograaf John F. Pollard. ‘Zijn koppigheid, zijn notoire ontvlambaarheid en niet weinig paranoia.’

Conservatief van aard verhief Benedictus het herstel van de status quo van vóór de oorlog tot inzet van zijn buitenlands beleid. In het bijzonder was hem er veel aan gelegen om het huis van Habsburg als katholiek bastion in het hart van Europa voor instorting te behoeden, in een tijd van oprukkend nationalisme en socialisme. Die agenda schemert ook door in de talrijke oproepen tot vrede die Benedictus in zijn woestijn heeft laten klinken. Dès le debut (‘Vanaf het begin’), uit augustus 1917, mag als de meest indringende worden beschouwd. ‘Herstel van de morele macht van het recht’, is wat Benedictus betreft het kardinale punt. Concreter pleit hij voor vrijheid van de zeeën en het kwijtschelden van herstelbetalingen over en weer: dat is immers veel goedkoper dan het voortzetten van de oorlog. Duitsland dient België en Frankrijk te ontruimen; de geallieerden moeten Duitsland zijn koloniën teruggeven. Wat de territoriale vraagstukken tussen Italië en Oostenrijk en tussen Frankrijk en Duitsland betreft, daar moet men van Benedictus in een geest van verzoening samen wel uit kunnen komen. Bijzondere sympathie verdienen ten slotte Armenië, de Balkanstaten en de gebieden die deel uitmaken van het oude koninkrijk Polen.

Alleen bij de Oostenrijkse keizer Karel I vindt Benedictus gehoor voor zijn vredesnota. De Amerikaanse president Woodrow Wilson lijkt dergelijk pacifisme voorgoed te zijn ontstegen. The Times vertolkt in Engeland de stemming door te stellen dat de nota ‘doordesemd van Duitse ideeën’ is, terwijl de Franse premier Alexandre Ribot voorstelt een ontvangstbevestiging terug te sturen, wat niet eens hoeft van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, baron Sidney Sonnino. In het Duitse kamp vangt de pauselijke nuntius ook bot. Deze Eugenio Pacelli, die als paus Pius XII zijn kerk door een volgende wereldoorlog zal gaan loodsen, wordt het duidelijk dat de Duitsers nieuwe hoop op een victorie hebben geput uit het ineenstorten van het Russisch leger. België zomaar weer prijsgeven spreekt de Duitsers sowieso niet aan.

Benedictus heeft geprotesteerd tegen het zinken van de Lusitania en de gedwongen deportatie van de Armeniërs. Hij drong aan op een vreedzame oplossing van de Ierse kwestie en wees nadrukkelijk op de noden in Duitsland ten gevolge van de maritieme blokkade. Maar al dat misbaar leverde Benedictus slechts verontwaardiging onder alle oorlogspartijen op. Wie vanuit een moreel perspectief zijn neutraliteit uitdraagt, houdt aan het eind geen vriend over. Met enig gevoel voor overdrijving is Benedictus dan ook ‘een van de eerste slachtoffers van de oorlog’ genoemd.

Hij stierf in 1922 tamelijk onverwacht, 67 jaar oud, aan de gevolgen van een longontsteking. Na zijn dood is hij in de vergetelheid geraakt, overschaduwd door de Pius-pausen voor en na hem. Aan ‘de onbekende paus’ werd het kerkvolk pas weer herinnerd toen in 2005 de Duitser Joseph Ratzinger zich als Benedictus XVI in de traditie plaatste van de ‘vredespaus’, die zelfs de edelstenen uit zijn nog door Napoleon geschonken tiara had verkocht om met de opbrengst slachtoffers van de oorlog te kunnen helpen.