162 Benedictus XV en het losgeld voor de mensheid (zondag 29 juli 1917)


De wereldleiders aanhoren de zalvende woorden van Benedictus XV en gaan vervolgens over tot de orde van de dag. Neutraliteit predikend oogst de paus in beide oorlogskampen verontwaardigde reacties.

Het losgeld voor de mensheid

Als de Maagd van Orléans heeft Jeanne d’Arc haar onschuld door de eeuwen heen gedragen. De Engelsen brachten haar in hun Honderdjarige Oorlog met Frankrijk op de brandstapel om het leven. Dat was in 1431. In de vier jaren van de Eerste Wereldoorlog, waarin Fransen en Engelsen zij aan zij streden, vocht ook Jeanne mee op prentjes die in de loopgraven van hand tot hand gingen. Jeanne die een stervende, Franse soldaat ondersteunt. Jeanne die gezeten op haar schimmel met getrokken zwaard de weg naar de victorie wijst.

Frankrijk heet een katholiek land te zijn, maar sinds de Franse Revolutie hebben Parijs en Rome zich maar moeizaam verhouden. De twintigste eeuw begon met een verscherping van dat conflict, toen de Franse president een bezoek bracht aan de koning van Italië: een regelrecht affront aan het adres van het Vaticaan, dat in 1870 de stad Rome aan de Italiaanse staat had moeten laten. Paradoxaal genoeg bracht de scheiding van kerk en staat in de Franse republiek met zich mee dat voor seminaristen en priesters geen uitzondering op de dienstplicht werd gemaakt. Wat bleek: in de union sacrée die La Patrie in 1914 samenbond ging ook de Franse clerus zonder mokken op. Zo bracht de oorlog in Frankrijk een zekere verzoening tussen het wereldlijk en het kerkelijk gezag tot stand. Die détente werd in 1920 beklonken, toen in de Sint-Pieter te Rome dat meisje van vijf eeuwen terug heilig werd verklaard: Jeanne d’Arc.

Benedictus XV was de naam van de paus die Jeanne’s mystieke gaven boven haar militante inborst stelde, en passant zelf diplomatiek voordeel pakkend. Datzelfde jaar, 1920 dus, ontving Benedictus ook de kanseliers van Duitsland en Oostenrijk, de verslagen Centrale machten. En een jaar eerder had hij in Vaticaanstad Woodrow Wilson ontvangen. Het was de eerste keer dat een paus een president van de Verenigde Staten ontmoette. Zelfs Lenin in Rusland ging welwillend in op de toenaderingspogingen van Benedictus. Wereldleiders laafden zich in vredestijd aan het spiritueel gezag van de Heilige Vader. In de oorlog was dat wel anders geweest.

Die oorlog was in 1914 nog geen maand oud, toen in Rome paus Pius X het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Het college van kardinalen, voor de helft van Italiaansen bloede, nam er zijn tijd voor om een opvolger te kiezen. De witte rook was uiteindelijk voor Giacomo della Chiesa, al was die pas vier maanden kardinaal. Een markies van geboorte kwam hij voort uit de verarmde stadsadel van Pegli, stadsdeel van de havenstad Genua. Met de keizer van Duitsland had Giacomo gemeen dat hij aan een moeizame geboorte een gebrek over had gehouden. Klein van stuk liep hij wat mank.

Als aartsbisschop van Bologna hoorde Della Chiesa niet bij de intimi van Pius X, die van zijn pontificaat een strijd tegen het modernisme had gemaakt Nieuwlichters die dogma’s in hun historische context plaatsten en openstonden voor de waarheden van andere godsdiensten werden door Pius verketterd. In 1903 was hij terstond met zijn kruistocht begonnen, daartoe in staat gesteld door Franz Joseph. Die godvruchtige keizer van Oostenrijk-Hongarije was dat jaar het allerlaatste, katholieke staatshoofd dat gebruik kon maken van zijn Ius Exclusivae, het vetorecht bij de benoeming van een nieuwe paus. De tolerante Mariano Rampolla del Tindaro werd erdoor getroffen. Het was deze vooruitstrevende kardinaal-secretaris aan wie Della Chiesa zijn lot had verbonden.

In 1914 werd de tijd echter door een meerderheid van de kardinalen weer rijp geacht om de rechtlijnige paus door een buigzamer type op te laten volgen,ook met het oog op een betere relatie met de Italiaanse staat. Della Chiesa werd die herder. Van een pontificale kroning in de Sint-Pieter zag hij in het licht van de oorlog in Europa af. Op 6 september 1914 trad hij in de Sixtijnse Kapel als paus Benedictus XV naar voren. ‘Vredespaus’ werd zijn epitheton, ook al zou hij de vrede niet weten te bevorderen.

In het eerste jaar van zijn pausschap tracht hij tevergeefs Italië neutraal te houden, contacten aanknopend met politici, krantenmagnaten en ook de koninklijke familie. Hij dringt er in januari 1915 via zijn nuntius bij de Oostenrijkers op aan om concessies in de richting van Italië te doen: een overdracht van Zuid-Tirol met name. Wenen wil daar echter niets van weten , zoals de Belgische koning een jaar later ook niets kan met Benedictus’ boodschap dat met de Duitsers over een afzonderlijke vrede te praten valt.

Door zijn pleidooi voor Italiaanse afzijdigheid wordt hij van geallieerde kant in een kwaad daglicht gesteld. De paus is op de hand van de Centrale machten, zo heet het. Over de wandaden tegen Belgische en Servische burgers hoor je hem niet, merkt men daarbij op. De Fransen gaan hem ‘le Pape boche’ noemen, de ‘moffenpaus’. Indirect bewijs is dat hij vóór zijn pausschap werd gedecoreerd door zowel de keizer van Oostenrijk-Hongarije als die van Duitsland. Franz Joseph was Della Chiesa dankbaar voor de moeite die hij in 1888 had gedaan om het virulente antisemitisme in Wenen te temperen. Een jaar later trof de keizer in Della Chiesa bovendien een kerkdienaar die de overleden kroonprins een katholieke uitvaart vergunde, hoewel deze Rudolf een doodzonde had begaan door zichzelf het leven te nemen. De Duitse keizer Wilhelm II had aan zijn bezoek aan het Vaticaan in 1902 warme herinneringen aan Della Chiesa overgehouden.

In Ad Beatissimi, zijn eerste encycliek van september 1914, verklaart Benedictus het ontstaan van de oorlog uit ‘minachting voor gezag, het onrecht in de verhoudingen tussen de klassen, het verwerven van materiële goederen als het enig doel van menselijke activiteit en het onbeperkt streven naar onafhankelijkheid’. Op 28 juli 1915, exact een jaar na de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië, laat hij opnieuw van zich horen. Het is een smeekbede: ‘In de heilige naam Gods, in naam van onze hemelse Vader, ter wille van het gebenedijde bloed van Jezus, dat Hij als losgeld voor de mensheid gaf, bezweren wij u, die Gods voorzienigheid geroepen heeft tot de regering van de oorlogvoerende volken, eindelijk een halt toe te roepen aan dit ontzettende bloedbad dat sinds een jaar Europa onteert.’ De regeringsleiders aanhoren de zalvende woorden en gaan over tot de orde van de dag. Andermaal wordt pijnlijk duidelijk dat de paus op het mondiale toneel geen speler is. Ook bij de Haagse Vredesconferenties aan het begin van de eeuw is de rooms-katholieke kerk buitenspel blijven staan.

Rusland was orthodox, Engeland protestant en Frankrijk antiklerikaal: natuurlijke bondgenoten van de Heilige Moederkerk waren de geallieerde machten allerminst. Zo beschikten Engeland en Frankrijk, anders dan Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, ook niet over gezanten in Vaticaanstad. Een Beierse monseigneur in de Romeinse curie zou in 1916 het brandpunt van een voor Benedictus uiterst schadelijke affaire worden. Men had deze Rudolf Gerlach als volgt het torpederen van een Italiaans schip horen becommentariëren: ‘Zo, een paar uur geleden, heeft Italië zijn prijs voor het verraad aan Duitsland betaald.’ Gerlach is Duitslands spion in het hart van de Kerkelijke Staat, zo zwellen de geruchten aan, maar Benedictus gelooft heilig in diens onschuld en houdt hem lange tijd de hand boven zijn hoofd. ‘De affaire bracht het slechtste in Benedictus naar boven’, meldt biograaf John F. Pollard. ‘Zijn koppigheid, zijn notoire ontvlambaarheid en niet weinig paranoia.’

Conservatief van aard verhief Benedictus het herstel van de status quo van vóór de oorlog tot inzet van zijn buitenlands beleid. In het bijzonder was hem er veel aan gelegen om het huis van Habsburg als katholiek bastion in het hart van Europa voor instorting te behoeden, in een tijd van oprukkend nationalisme en socialisme. Die agenda schemert ook door in de talrijke oproepen tot vrede die Benedictus in zijn woestijn heeft laten klinken. Dès le debut (‘Vanaf het begin’), uit augustus 1917, mag als de meest indringende worden beschouwd. ‘Herstel van de morele macht van het recht’, is wat Benedictus betreft het kardinale punt. Concreter pleit hij voor vrijheid van de zeeën en het kwijtschelden van herstelbetalingen over en weer: dat is immers veel goedkoper dan het voortzetten van de oorlog. Duitsland dient België en Frankrijk te ontruimen; de geallieerden moeten Duitsland zijn koloniën teruggeven. Wat de territoriale vraagstukken tussen Italië en Oostenrijk en tussen Frankrijk en Duitsland betreft, daar moet men van Benedictus in een geest van verzoening samen wel uit kunnen komen. Bijzondere sympathie verdienen ten slotte Armenië, de Balkanstaten en de gebieden die deel uitmaken van het oude koninkrijk Polen.

Alleen bij de Oostenrijkse keizer Karel I vindt Benedictus gehoor voor zijn vredesnota. De Amerikaanse president Woodrow Wilson lijkt dergelijk pacifisme voorgoed te zijn ontstegen. The Times vertolkt in Engeland de stemming door te stellen dat de nota ‘doordesemd van Duitse ideeën’ is, terwijl de Franse premier Alexandre Ribot voorstelt een ontvangstbevestiging terug te sturen, wat niet eens hoeft van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, baron Sidney Sonnino. In het Duitse kamp vangt de pauselijke nuntius ook bot. Deze Eugenio Pacelli, die als paus Pius XII zijn kerk door een volgende wereldoorlog zal gaan loodsen, wordt het duidelijk dat de Duitsers nieuwe hoop op een victorie hebben geput uit het ineenstorten van het Russisch leger. België zomaar weer prijsgeven spreekt de Duitsers sowieso niet aan.

Benedictus heeft geprotesteerd tegen het zinken van de Lusitania en de gedwongen deportatie van de Armeniërs. Hij drong aan op een vreedzame oplossing van de Ierse kwestie en wees nadrukkelijk op de noden in Duitsland ten gevolge van de maritieme blokkade. Maar al dat misbaar leverde Benedictus slechts verontwaardiging onder alle oorlogspartijen op. Wie vanuit een moreel perspectief zijn neutraliteit uitdraagt, houdt aan het eind geen vriend over. Met enig gevoel voor overdrijving is Benedictus dan ook ‘een van de eerste slachtoffers van de oorlog’ genoemd.

Hij stierf in 1922 tamelijk onverwacht, 67 jaar oud, aan de gevolgen van een longontsteking. Na zijn dood is hij in de vergetelheid geraakt, overschaduwd door de Pius-pausen voor en na hem. Aan ‘de onbekende paus’ werd het kerkvolk pas weer herinnerd toen in 2005 de Duitser Joseph Ratzinger zich als Benedictus XVI in de traditie plaatste van de ‘vredespaus’, die zelfs de edelstenen uit zijn nog door Napoleon geschonken tiara had verkocht om met de opbrengst slachtoffers van de oorlog te kunnen helpen.

145 Woodrow Wilson en de vrijelijk gebrachte offers (zondag 1 april 1917)

Woodrow Wilson

Woodrow Wilson

De president van de Verenigde Staten, Woodrow Wilson, komt dan toch eindelijk de wereld ‘safe for democracy’ maken. Zijn evangelisch idealisme roept her en der ook irritatie op.

120 Sjowke en Toke Verheyen en de draden des doods (zondag 8 oktober 1916)

Vijfhonderd mensen – om en nabij – blijven hangen aan de Grenzhochspannungshindernis, waarmee de Duitsers Nederland van Cadzand tot Vaals hebben vergrendeld. Tweeduizend volt staat erop. Onder de slachtoffers bevinden zich Sjowke Verheyen en haar zus Toke. (foto’s heemkring Amalia van Solms)

075 Henry Ford en het gekissebis aan boord (zondag 28 november 1915)

De man die auto’s aan de lopende band fabriceert, gaat in december 1915 de oorlog een halt toeroepen. Henry Ford laadt een passagiersschip vol met vredespelgrims. Maar die krijgen het midden op de Atlantische Oceaan met elkaar aan de stok en Henry Ford, die sluit zich ziek in zijn hut op. Verkeken is de kans op vrede.

063 Robert Grimm en het georganiseerde ongenoegen (zondag 5 september 1915)

Eindelijk lieten de socialisten van zich horen, en wel in Zimmerwald, een Zwitsers bergdorp. Niet iedereen van links was welkom geweest, niet iedereen wou ook komen. En wie er wel waren, konden het maar moeilijk eens worden over een manifest. Maar dankzij Robert Grimm, initiatiefnemer van de conferentie, stond het nu toch maar zwart op wit: die oorlog kwam door het kapitalisme.

060 Eleftherios Venizelos en de geschiedenis van Thucydides (zondag 15 augustus 1915)


De monarch en de premier hebben het zowat de oorlog lang met elkaar aan de stok gehad in Griekenland. Constantijn I had sympathie voor de zaak van de Duitse keizer, zijn zwager, terwijl Eleftherios Venizelos zijn kaarten op de geallieerden wenste te zetten. Na de Wapenstilstand haalde Venizelos in Parijs zijn gelijk, maar de kloof tussen beiden hield Griekenland tot diep in de twintigste eeuw verdeeld.

051 Kick Schröder en het broertje dood aan de Duitsers (zondag 13 juni 1915)

Kick Schröder

Kick Schröder

‘In het centrum van Europa bevindt zich een groep gewetenloze schurken, die deze oorlog veroorzaakt hebben.’ Die kei werpt Kick Schröder, hoofdredacteur van De Telegraaf, juni 1915 in de Hollandse vijver. Hij zal voor zijn fel anti-Duitse commentaren nog in het cachot belanden. Maar Barbarossa trapt de deur ervan open, op de prent althans van zijn politiek tekenaar Louis Raemaekers, beroemd over de hele wereld.

036 Anton Kröller en de vrijerstruc (zondag 28 februari 1915)

Anton Kröller

Anton Kröller

Het was een listige zet om zowel Duitsland als Engeland te vriend te houden: de Nederlandse Overzee Trustmaatschappij. In Anton Kröller kende die NOT een behendig navigator, die ondertussen het eigen profijt ook niet uit het oog verloor. Oorlogswinsten en kunstaankopen waren bij het echtpaar Kröller-Müller dan ook twee zijden van een en dezelfde medaille.

023 August de Block en het laatste restje hoop op ontsnappen (zondag 29 november 1914)

August de Block (foto amsab)

August de Block (foto amsab)

‘Kwatta’s, Kwatta’s’, roepen Belgische soldaten jennend naar hun Nederlandse bewakers, die soldaatjes van chocola. Het is 3 december 1914 en de spanning in het interneringskamp Amersfoort-Zeist is om te snijden. Een dag eerder zijn drie geïnterneerde Belgen gearresteerd. Vrouwelijke familieleden hadden burgerkleding naar binnen gesmokkeld: een duidelijk bewijs voor het Hollands gezag dat de drie Belgen een ontsnapping beraamden.

 

De poppen zijn nu aan het dansen. De wekenlang opgebouwde frustratie over de povere voorzieningen in het kamp komt tot een ontlading. Het eten lijkt op  gewapend beton. Luizen en ratten tieren welig achter het prikkeldraad. De kantine, waar de prijs van één glas bier gelijk stond aan een dag soldij, is al gesloopt. De Belgen verleggen nu hun aandacht naar de uitgang van het kamp. Een drievoudige waarschuwing, in twee talen, sorteert geen effect. Dan acht de kampcommandant het tijd om zijn mannen aan te laten leggen. Het vuur dat zij openen, eist ter plekke vijf doden, terwijl later nog eens drie van de eenentwintig getroffen Belgen komen te overlijden.

 

Hoe waren die Belgen in het neutrale Nederland achter slot en grendel beland? Antwoord: ten gevolge van de neutraliteitsverklaring van 4 augustus 1914 die de Nederlandse regering de oorlog lang stipt heeft nageleefd. Militairen die bij de oorlogsvoerende partijen hoorden en Nederlands grondgebied betraden, werden, zoals in 1907 bepaald tijdens de Tweede Haagse Vredesconferentie,  zonder pardon ontwapend en van hun vrijheid beroofd.

 

Dat lot trof een aanzienlijke groep Duitsers, onder wie een flink aantal deserteurs. Maar ook Britse soldaten die de val van Antwerpen niet hadden kunnen voorkomen, vonden zichzelf terug in een Nederlands kampement. Verreweg de grootste groep geïnterneerden vormden echter de Belgen. Ruim 33.000 hebben de oorlog in een Nederlands interneringskamp doorgebracht. Zevenduizend wisten aan de internering te ontsnappen, veelal met als doel om de wacht aan de IJzer te gaan houden.

 

Amersfoort-Zeist en Harderwijk waren de twee grootste. Maar ook Gaasterland, Oldebroek, Kampen, Assen, Loosduinen, Nunspeet en Zwolle – allemaal ver weg van de grens – kenden dergelijke Belgenkampen. Een kamp als Harderwijk groeide in de vier oorlogsjaren uit tot een compleet dorp, met een eigen school, kerk, hospitaal, gevangenis en was- en badgelegenheden. De Centrale Administratieve Commissie zette, met steun van koning Albert in het vrije België, een systeem op waarbinnen geletterde Belgen hun onderontwikkelde landgenoten in de kampen onderricht gaven. Veel geïnterneerden gingen in de Nederlandse bedrijven de plaatsen opvullen die gemobiliseerde arbeiders vacant hadden gelaten. Een gelijke beloning was allerminst vanzelfsprekend.

 

In 1917 telde het kamp in Harderwijk 43 sportverenigingen. Tal van Nederlanders kwamen er ook kijken naar wedstrijden op Nederlands grootste wielerbaan, die in het Belgenkamp was aangelegd. Veel vrouwen en kinderen van de geïnterneerde soldaten vestigden zich mettertijd in de directe omgeving. Begin 1916 verrezen vrouwendorpen bij de drie grootste interneringskampen.

 

De meeste Belgische geïnterneerden was het vergaan als August de Block, een arbeiderszoon uit St. Niklaas, die het bloedbad van 3 december 1914 in Amersfoort-Zeist van nabij heeft aanschouwd. ‘Die ‘fusillade’ maakte een diepe indruk op De Block’, schrijft zijn biograaf Joris De Coninck. ‘Het ontnam hem zijn laatste restje hoop op ontsnappen.’

 

***

 

Bij het uitbreken van de oorlog zit de dienstplicht van August de Block er nog niet op. Als soldaat tweede klasse moet hij het fort van Sint-Kathelijne-Waver mee helpen verdedigen. Maar de linie rond Antwerpen is niet bestand tegen de houwitsers van de Duitsers. ‘Toen het fort gebombardeerd werd, beseften onze jongens dat zij nutteloos hun kruit verschoten omdat hun geschut slechts vijftien kilometer ver droeg, terwijl de Duitsers ons van op twintig kilometer afstand bombardeerden’, heeft De Block laten optekenen.

 

Hij staat voor een dilemma. Moet hij zich in handen van de Duitsers laten vallen of vluchten over de grens met Nederland? De grote groep die net als De Block voor het laatste heeft gekozen, zal zich na de oorlog moeten verweren tegen het verwijt van desertie. ‘August De Block interpreteerde de vlucht naar Nederland, als direct betrokkene, echter heel anders’, schrijft zijn biograaf. ‘Hij gaf toe dat de opperbevelhebber van het bolwerk Antwerpen, generaal Deguise, de versterking tot de laatste snik wou verdedigen. Verscheidene andere officieren gaven evenwel, op eigen initiatief, hun troepen het bevel naar Nederland te vluchten, terwijl een derde groep militaire bevelhebbers de aan hen ondergeschikte troepen zonder meer in de steek liet. Elke soldaat uit dergelijke eenheden moest voor zichzelf de keuze maken tussen krijgsgevangenschap in Duitsland of internering in Nederland. De Block koos voor de internering, in de hoop Nederland toch nog te kunnen ontsnappen en zich bij het Belgische leger te vervoegen.’

 

Het opsluiten van de Belgische soldaten is een kleine klus vergeleken bij het indammen van de gigantische stroom aan burgers, op de vlucht voor het oorlogsgeweld. De uittocht is een humanitaire ramp. De verslaggever van de Nieuwe Rotterdamsche Courant noteert: ‘Van Antwerpen tot aan onze grens was het één lange, droeve stoet van menschen en dieren. Hele kudden vee werden meegedreven door in doodsangst vluchtende boeren uit de omstreken. Jonge mensen waren er, die een oude grootmoeder op een kruiwagen vervoerden. Voertuigen van allerlei soort zag men. En al die vluchtenden keken telkens om naar hun stad, die in vlammen en rook opging.’

 

Niet minder dan een miljoen Belgische burgers moet Nederland zien te verstouwen. Bergen op Zoom en Roosendaal zien de meesten passeren. Aanvankelijk is er onder de Nederlandse bevolking een grote bereidheid om die arme Belgen op te vangen. Het Nederlandsch Comité tot Steun van Belgische Slachtoffers van den Oorlog start een inzameling, die in november al 300.000 gulden heeft opgeleverd. In het boek ‘Buiten Schot’, over Nederland tijdens 1914-1918, haalt auteur Paul Moeyes het verhaal aan van een Belg die zijn in Nederland geboren dochtertje uit dankbaarheid Wilhelmina wil noemen.

 

Maar er zullen ook taferelen zijn geweest zoals Jos Wijnant die in 2008 beschreef in het Brabants Dagblad. Als 12-jarig Antwerps jongetje arriveerde hij in 1914 op het station van Den Bosch. ‘Weg met de Belgen, ze vreten alles op’, hoorde hij ze als 106-jarige nóg zingen. Wijnant zou het in Den Bosch brengen tot loco-gemeentesecretaris om uiteindelijk, nog altijd voorzien van een Belgisch paspoort, in 2008 te worden uitgeroepen tot de oudste man van Nederland.

 

Zo snel mogelijk worden de Belgische vluchtelingen over het land verspreid, uit angst voor de uitbraak van besmettelijke ziekten en uit noodzaak om de wegen vrij voor het Nederlandse leger te houden. De vluchtelingen worden in twee groepen verdeeld: armlastigen en arbeiders aan de ene kant en bemiddelden zonder bezittingen aan de andere kant. Een particulier die een volwassen vluchteling uit de eerste categorie opvangt, krijgt van de Nederlandse Staat een dagvergoeding van 35 cent. Het dubbele tarief geldt voor een bemiddelde vluchteling.

 

Het miljoen vluchtelingen zal snel in aantal afnemen. De Duitsers beloven de uitgeweken Belgen een behouden terugkeer, nu de strijd geluwd is. Ook de Nederlandse regering geeft via burgemeesters en plaatselijke comités de Belgen het klemmend advies om de eigen haard weer op te zoeken. Het enkeltje per trein is ook voor kosten van de Nederlandse staat. Veel Belgen gaan erop in. In december 1914 zijn er nog maar 124.000 Belgische vluchtelingen; in januari 1916 nog maar 80.000.

 

De ‘Belgische dorpen’ die in Nunspeet, Epe en Uden werden opgetrokken, hebben ook nooit hun capaciteit ten volle benut. De herinnering aan de naburige gasten zou na de oorlog snel vervagen, maar juist de laatste jaren, bijna een eeuw na dato, zijn er initiatieven ontstaan om de geschiedenis van de Belgenkampen nieuw leven in te blazen. In het Brabantse Uden houden ze al enkele jaren Belze Fiste. Er bestaan ook plannen om barakken als die uit het Vluchtoord Uden opnieuw op te trekken. En in november 2008 ontving op de Edese Heide de Belgische ambassadeur een nieuw boek over de opvang van Belgische vluchtelingen, met als treffende titel ‘De hei is groot genoeg’.

Terug naar August de Block. Vier jaar van zijn nog jonge leven heeft hij doorgebracht in Nederlandse gevangenschap. Zijn eerste weken bleven zo in zijn herinnering steken: ‘De barakken waren niet verwarmd, waren slecht geïsoleerd en het regende er binnen. Vele geïnterneerden overleden dan ook aan de gevolgen van longontsteking en tuberculose. Ook reuma en bronchitis teisterden de geïnterneerden. […] Slechts één keer in de tien dagen kon er gedoucht worden, open tonnen deden dienst als toilet en het afval werd in putten gestort.’

Die erbarmelijke omstandigheden en de woekerprijzen in de kantine brachten de verslagen frontsoldaten tot wanhoop. Velen gaven zich over aan drinken of gokken. Menigeen pleegde zelfmoord. Anderen kwamen in opstand. Acht lieten daarbij dus het leven. De verontwaardiging over de derde december van 1914 was groot in Nederland, maar een onderzoekscommissie zou gaan oordelen dat de autoriteiten geen blaam trof.

***

Pas op 2 december 1918, drie weken na de wapenstilstand, krijgt De Block samen met de andere Belgen zijn vrijheid terug van de Nederlandse regering, die kennelijk het zekere voor het onzekere heeft willen nemen. Het geruïneerde België zal voor de internering van zijn soldaten nog een rekening krijgen van de Nederlandse overheid: 53 miljoen gulden. Pas in 1937 hebben de Belgen die schuld afgelost. De opvang van Belgische burgers, een humanitaire opgave, kwam op grond van internationale verdragen voor rekening van Nederland zelf.

 

Na de oorlog heeft De Block zich ontpopt als een invloedrijk, socialistisch politicus. In het kamp had hij zich al gemanifesteerd als de plaatselijke voorzitter van de Bond van Belgische Arbeiders in Nederland. In die hoedanigheid was hij ook in contact gekomen met Rachel Hamel, dochter van een joodse diamanthandelaar uit Amsterdam. Er was weinig gelegenheid in het kamp om elkaar te ontmoeten, maar de relatie hield stand. Ze zouden trouwen en in de Tweede Wereldoorlog tijdig de wijk naar Engeland weten te nemen.

 

August De Block is in 1979 gestorven. Volgens zijn biograaf heeft hij nooit blijk gegeven van enige verbittering of wrok over de behandeling in de Nederlandse kampen. Het eerherstel in eigen land, dat hij zo vurig heeft verlangd, is August De Block en zijn lotgenoten door regering en legerleiding onthouden.