153 Maria Bochkareva en het verbod op giechelen (zondag 27 mei 1917)


Een Vrouwenbataljon des Doods gaat de weekhartige Russische soldaat het goede voorbeeld geven. Meedogenloos voor haar troepen is de commandant, Maria Bochkareva. Een losbandige amazone rijgt ze aan haar bajonet.

086 Nicolaj Joedenitsj en een grote hoeveelheid bevroren lichamen (zondag 13 februari 1916)

Voor de Russische propagandisten van de Grote Oorlog was generaal Nicolaj Joedenitsj een troetelkind. Op de Kaukasus legde hij de Ottomanen over de knie. Als Witte generaal was hij in 1919 niet opgewassen tegen het Rode Leger van Leon Trotski. In ledigheid sleet hij zijn laatste dagen aan de Franse Rivièra.

Een grote hoeveelheid bevroren lichamen

Wie het oude Rusland aan zijn voeten wil zien liggen, kan een bezoek overwegen aan het Cimetière de Caucade te Nice. Terwijl de bolsjewieken verder bouwden aan hun Sovjet-Unie, dijde hier, aan de Côte d’Azur, de dodenakker van het oude, notabele Rusland uit.

Catharina Dolgorukaja, bijvoorbeeld, rust aan de Avenue de Sainte-Marguerite. Jarenlang was ze een van de vele maîtresses van tsaar Alexander II, om uiteindelijk toch ook het huwelijksbed met hem te mogen delen. Nadat Alexander in 1881 een zoveelste aanslag fataal was geworden zag zijn vrouw zich gedwongen Rusland in te ruilen voor de Franse Rivièra. De minachting van de Romanovs, haar schoonfamilie, dreef haar voort.

Vladimir Bezobrazov, die de Russische Keizerlijke Garde van 1914 tot 1917 commandeerde, gaat nu in ballingschap enkel nog over zijn Franse graf. Het ligt niet ver van dat van Elena, dochter van koning Peter I van Servië. Ook zij trouwde een Romanov, die in juli 1918 dan weer vermoord werd door de Tsjeka, de geheime dienst van de communisten.

Wie de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog wil overpeinzen, moet in Nice halt houden bij Serge Sazonov, minister van Buitenlandse Zaken tussen 1910 en 1916. Hij was het die in de julicrisis van 1914 op de tsaar inpraatte. Rusland diende solidair met de Slavische broeders in Servië te zijn. Rusland diende zijn troepen te mobiliseren. Rusland diende de strijd niet te schuwen. Onmogelijk kon hij vermoeden dat zijn oorlogszucht ging uitmonden in een stukje mediterrane grond.

Zerken verraden doorgaans alleen het begin en het eind van een leven, maar in het geval van Nicolaj Joedenitsj staan ook de jaartallen 1914-1917 in het Russisch op zijn graf gebeiteld. Ook deze generaal ligt op de Cimetière de Caucade. Zijn geëmailleerde portret op het graf heeft de tand des tijds behoorlijk doorstaan. Zijn uitwaaierende snor accentueert nog altijd de kale schedel. Moskou 1862-Saint-Laurent du Var 1933: dat zijn de plaatsen en jaren die het hele leven omspannen van Nicolaas Joedenitsj. Zijn tsaar is hij na de gewelddadige dood van Nicolaas II en zijn familie trouw gebleven. Joedenitsj was een van de Witte generaals, die het oude Rusland uit de klauwen van de communisten wilden redden.

Anthony Read maakt in zijn boek Wereldbrand duidelijk dat het conflict van na de Oktoberrevolutie ‘niet één enkele oorlog was, maar een reeks van burgeroorlogen en een reeks internationale oorlogen, die allemaal min of meer tegelijkertijd plaatsvonden in een roemloze, algemene vechtpartij’. Het was ook niet enkel een conflict tussen Roden en Witten. De vergeten partij bestond uit de Groenen: socialistische revolutionairen, gematigder dan Lenins bolsjewieken, die de grote boerenbevolking van Rusland vertegenwoordigden. De Witten bewezen de Roden een enorme dienst door in een reeks van veldslagen in 1918 de Groenen uit te schakelen.

Joedenitsj staat 30 september 1919 aan het hoofd van het Noordwestelijk Vrijwilligersleger dat vanuit Estland het nieuwe Rusland binnentrekt. Gering in aantal, maar ondersteund door wat Britse tanks en vliegtuigen, weten Joedenitsj’ manschappen op te rukken tot in de buitenwijken van Petrograd. Leon Trotski, Lenins rechterhand, trekt de verdediging van de stad naar zich toe, zijn troepen leidend vanuit het zadel. Het is een cruciale fase in de Russische burgeroorlog. Joedenitsj moet een pas op de plaats maken. Hij beraadt zich op een tweede aanval, maar kiest op 1 november toch eieren voor zijn geld. Tot aan Estland achtervolgt het Rode Leger hem. Zijn leger wordt ontbonden om uit Estland weggevoerd te kunnen worden op Britse schepen. Joedenitsj’ ballingschap in Frankrijk neemt dan een aanvang: dertien jaren zonder een historische rol van betekenis te midden van andere emigranten.

Volgens Read maakte Joedenitsj dezelfde fout als zijn collega-generaal Anton Denikin in Polen. Beide Witte generaals waren vastbesloten de oude grenzen van het tsaristische rijk in ere te herstellen. Denikin vervreemdde daardoor de Polen van zich, terwijl Joedenitsj de ruggensteun van de Esten verspeelde. Schrander genoeg deed Lenin beide nieuwe naties wel toezeggingen in ruil voor hun neutraliteit. Estland en de andere staten in het Baltische gebied zouden pas door Stalin in 1939 in het gareel van de Sovjet-Unie worden gedwongen.

Nicolaj Nicolajevitsj Joedenitsj is wel een van de bekwaamste Russische generaals gedurende de Eerste Wereldoorlog geweest. Al tijdens ‘14-’18 was hij het troetelkind van Russische propagandisten. Commandant van een regiment tijdens de Russisch-Japanse Oorlog leidde zijn militaire carrière hem in 1913 naar de Kaukasus. Op het grensvlak van Europa en Azië is de Kaukasus eeuwenlang een strijdtoneel geweest. Grieken, Romeinen, Perzen, Turken en Russen hebben gepoogd er hun invloed te vestigen. Het is tot in onze dagen een lappendeken gebleven van drie autonome landen – Armenië, Azerbeidzjan en Georgië – en zeven Russische republieken. Een vijftigtal volkeren, met hun eigen godsdiensten en talen, herbergt de Kaukasus.

Aan het eind van het eerste oorlogsjaar 1914 brengt Joedenitsj de aanvallende Ottomaanse troepen een zware nederlaag toe bij Sarikamis, dat aan de Anatolische kant van het Kaukasus-gebergte ligt. De overwinning bezorgt Joedenitsj promotie tot commandant van alle Russische troepen op de Kaukasus.

Op vier infanteristen telt het Russische leger één ruiter: de oorlog lijkt hier nog sterk op vorige conflicten. De voorgaande drie eeuwen hebben een aaneenschakeling van Russisch-Turkse oorlogen te zien gegeven. Steeds verder zijn de Russen opgetrokken, tot aan de oevers van de Zwarte Zee, voorbij de bergen van de Kaukasus ook. Voor een vaderlandslievende Rus voelde de Kaukasus aan als een ‘romantisch epos’, schrijft John Keegan, ‘voorgedragen in het werk van Poesjkin, Lermontov en de jonge Tolstoj, waarin de helden van hun tijd ridderlijk tegen de ‘edele wilde’ stamhoofden streden.’ Ondertussen zuchtten tal van Kaukasiërs, over het algemeen moslimbroeders van de Turken, onder de Russische knoet.

De tiende Russisch-Turkse Oorlog (1877-1878) werd deels uitgevochten op de Balkan, door toedoen waarvan Bulgaren, Roemenen, Serviërs en Montenegrijnen afstand van de Ottomanen konden gaan nemen. Maar ook een Kaukasisch front maakte opnieuw deel uit van het laatste grote conflict tussen Russen en Turken, voordat de Eerste Wereldoorlog de Kaukasus opnieuw hun arena maakte.

In het jaar 1915 keert de Ottomaanse overheid zich tegen haar Armeense onderdanen, terwijl ze ook met opstandige Koerden af gaat rekenen. Beide bevolkingsgroepen wenden zich voor steun tot het Russische leger. Armeense opstandelingen vullen de troepen van Joedenitsj dan ook aan als die in het voorjaar van 1915 aan een opmars beginnen door Trans-Kaukasië ofwel de Zuidelijke Kaukasus. Joedenitsj komt de Armeense verdedigers van de stad Van ook te hulp. Op 21 mei neemt hij de sleutels van de stad in ontvangst en helpt hij er een voorlopige Armeense regering in het zadel. Dezelfde maand nog gelast de Ottomaanse minster Talaat Pasha de deportatie van de christelijke Armeniërs oostwaarts, weg uit de dorpen en steden van hun voorouders.

Hoewel de Ottomanen in 1915 op Gallipoli de Britten en Fransen partij moeten geven, slagen ze er dat jaar ook in om tegenoffensieven op de Kaukasus te ontplooien. Ook de Armeense stad Van valt – voor even – weer in Turkse handen. September 1915 krijgt Joedenitsj dan een commandant boven zich in de persoon van de gedegradeerde grootvorst Nicolaas Nicolajevitsj. De tsaar heeft hem als opperbevelbevelhebber vervangen aan het oostelijk front, waar de Russen in het gedrang zijn geraakt. Nicolajevitsj krijgt als de nieuwe commandant op de Kaukasus te maken met een daadkrachtige, om niet te zeggen onstuimige generaal, Nicolaj Joedenitsj.

Begin 1916 laten de Ottomanen – bevrijd al wel van de last van Gallipoli – zich verrassen door een nieuwe veldtocht van Joedenitsj. Als die een aanvang neemt is de commandant van het Derde Leger dat Oost-Anatolië moet verdedigen, op verlof in Constantinopel. Mahmut Kamil Pasha is de naam. Zijn Duitse chef-staf Felix Guse is nog verder weg: in Duitsland. Hadden de Turken de vorige winter hun dadendrang nog moeten bekopen in de vrieskou van de Kaukasus, de Russen lukt het wél om het barre weer en de krakkemikkige wegen te trotseren. Van 10 tot 18 januari woedt de Slag om Köprüköy, waarvoor de Russen de meeste manschappen in het veld weten te brengen. Als het Derde Leger van de Ottomanen op moet geven stuurt Joedenitsj op hun achterhoede zijn Siberische Kozakken af. Bij Hasankale sabelen ze de achteruit strompelende Turken neer.

De Ottomanen, veertigduizend in getal, verschansen zich dan zwaar gehavend in Erzurum, dat beschouwd wordt als de op een na sterkste vestingstad in het Ottomaanse Rijk. Nicolajevitsj maant nog tot kalmte. Hij beschouwt het Kaukasus-front sowieso ondergeschikt aan de oorlog in Europa. Maar Joedenitsj ruikt het bloed van de Turken en hun inmiddels teruggekeerde bevelhebber, Mahmut Kamil Pasha. Erzurum, in de vijfde eeuw gesticht door de Byzantijnen, was als vestingstad na de Russisch-Turkse Oorlog van 1877-1878 gemoderniseerd, maar die versterking is inmiddels weer door de tijd achterhaald.

Al op 15 februari, de vijfde dag na de eerste bombardementen, zijn alle besneeuwde forten rondom Erzurum in de handen van Joedenitsj. Het zijn de Terek-Kozakken die de volgende dag de stad zelf binnentrekken. Navrant: ‘vrij man’ is de vertaling van het woord ‘kozak’, dat uit het Turks afkomstig is.

In zijn officieel rapport van de verovering van Erzurum betuigt Joedenitsj zijn respect aan het adres van de vijand: ‘Tijdens de vijf dagen durende aanval werd de vestingstad verdedigd door de Turken met een koppigheid waarvan de enorme hoeveelheid aan gedode en bevroren lichamen getuigt.’ Hij noteert ook dit: ‘Volgens de laatste informatie klagen gevangen genomen Turkse officieren en soldaten dat hun militaire staf geconcentreerd is in de handen van Duitsers.’

Joedenitsj bindt in maart ook de strategische steden van Mus en Bitlis aan zijn zegekar. Russische kruisers belagen vanaf de Zwarte Zee de havenstad Trabzon, die op 18 april onverdedigd in handen van de Russen valt. In juli volgt de Slag om Erzincan, waarna centraal Anatolië maar ook Mesopotamië voor de Russen open liggen. Maar dan doet in augustus de held van Gallipoli ook van zich spreken op de Kaukasus. Mustafa Kemal, Atatürk in latere jaren, weet Mus en Bitlis te heroveren. Tot die successen blijft het wel beperkt voor de Ottomanen, die hun poging Trabzon te heroveren op een deceptie hebben zien uitlopen.

Het Kaukasische front bevriest in de extreem strenge winter van 1916 op 1917. En dat laatste jaar brengt de revolutie naar Rusland. Nieuwe militaire campagnes op de Kaukasus blijven daardoor uit. Al de successen van Joedenitsj hebben de Russen weinig meer dan wat terreinwinst opgeleverd. De bondgenoten – onder wie ook de Arabieren – profiteren in het laatste oorlogsjaar wel van de uitputtingsslag waartoe de Ottomanen door de Russen zijn gedwongen. In 1918 smelt het Ottomaanse Rijk – als Kaukasische sneeuw voor een mediterrane zon.

081 Nicolaj Ivanov en de barsten in het bolwerk van de tsaar (zondag 9 januari 1916)

Getekend door de schandvlek van de Russisch-Japanse Oorlog deelt Nicolaj Ivanov ook in de miserie van de Eerste Wereldoorlog. Bij de tsaar kan hij een potje breken, maar de Stavka laat hem in de steek. Vermalen in de ‘crisis van twee fronten’ sneuvelt hij uiteindelijk als een Witte generaal in de strijd met de Roden.