109 Djemal Pasha en de schuld van de anderen (zondag 23 juli 1916)

Djemal Pasha

Djemal Pasha

Memoires zijn zelden een toonbeeld van objectiviteit, maar bij die van Djemal Pasha druipt de zelfgenoegzaamheid ervan af. Wat er ook misging in het Ottomaanse Rijk onder de Drie Pasha’s, het was altijd de schuld van de anderen.

044 Mustafa Kemal Atatürk en het bevel tot sterven (zondag 25 april 1915)

Mustafa Kemal

‘Ik beveel jullie niet om aan te vallen, ik beveel jullie te sterven. Woorden die Mustafa Kemal op Gallipoli tot zijn Ottomaanse troepen sprak. Hij wordt meer dan een oorlogsheld. Als Atatürk, de staatsman, wordt zijn naam nog altijd geprezen. Hem beledigen staat in het moderne Turkije, dat hij schiep, gelijk aan majesteitsschennis.

027 Enver Pasha en Deutschland Ueber Allah (zondag 27 december 1914)

‘De kleine Napoleon’ werd Enver Pasha wel genoemd. Maar daar kon de Jonge Turk toch pas aanspraak op maken toen zijn botten in 1996 de reis terug naar huis mochten maken, net als die van de Franse keizer veel eerder. Enver Pasha was allesbehalve een groot strateeg. Daarvan getuigen, ook postuum, zijn doodgevroren soldaten aan het Kaukasus-front. Maar wacht even, had Napoleon ook geen ervaring met de combinatie van vrieskou en de Rus als vijand?

Deutschland über Allah

Wie in hedendaags Turkije uit wil komen voor democratie, burgerrechten en scheiding van staat en moskee, die begeeft zich naar het Monument van de Vrijheid in Istanboel. Drie jaar voor de Grote Oorlog werd het opgetrokken, een kanon dat naar de hemel vuurt, ter ere van de 74 soldaten die het leven hadden gelaten om de terugkeer van een absolute vorst te voorkomen.

 

Een westerling die er als telg van de Verlichting ook zijn bloemstukje neer wil leggen, zal aarzelen zodra hij de namen van Talaat Pasha en Enver Pasha ontwaart. Talaat Pasha, de man die vereenzelvigd wordt met de Armeense genocide. Enver Pasha, de oorlogsminister en opperbevelhebber, die wel ‘de kleine Napoleon’ werd genoemd, maar daar toch eerder postuum dan bij leven aanspraak op kon maken. Enver Pasha was  allesbehalve een groot strateeg. Maar zoals Napoleons botten van Sint Helena naar Parijs over mochten komen, zo hebben ook de schamele resten van Enver Pasha de reis terug naar Istanboel kunnen maken. Het was pas in 1996 dat Enver Pasha werd toevertrouwd aan dat Monument van de Vrijheid.

 

Er is nog een parallel te trekken tussen Napoleon Bonaparte en Enver Pasha. Beiden hebben zich gruwelijk verkeken op de dodelijke combinatie van vrieskou en de Rus als vijand. Napoleons Grande Armée bevroor in 1812 tot op het bot, net als het Derde Leger van Enver Pasha rond de jaarwisseling van 1914 op 1915.  Van de 90.000 door hem op pad gestuurde soldaten, keerden er maar 12.000 huiswaarts.

 

Die ijselijke strijd kende als decor de Kaukasus, waar Turken en Russen in 1877 ook op elkaar gestuit waren. Enver Pasha was de man die er heil in zag om de Russen opnieuw in de Kaukasus te belagen. Het was ver weg van Sint Petersburg, waar ze de blik eerst en vooral op de slagvelden in het oosten van Europa hadden gericht. De Duitser Liman von Sanders, militair adviseur van de Ottomanen, ontraadde Enver Pasha om de aanval in de Kaukasus te zoeken – tevergeefs. De Slag bij Sarikamis, die duurde van 22 december tot en met 17 januari, zou uitlopen op een militaire tragedie voor de Ottomanen.

 

Dat het Ottomaanse rijk zijn beste tijd had gehad, tekende zich ver voor 1914 al af. Vanaf de dertiende eeuw hadden de Turken, in het spoor van de eerste sultan Osman I,  een macht gevormd waarmee op drie continenten rekening moest worden gehouden: Afrika, Azië en Europa. Maar in de negentiende eeuw strompelde het Ottomaanse Rijk voort als ‘de zieke man van Europa’, een wat gemelijke diagnose die wordt toegeschreven aan de Russische tsaar Nicolaas I. Maar het was waar: zowel militair als economisch hadden de Turken nog maar weinig bij te zetten.

 

In de twintigste eeuw moest het Ottomaanse Rijk in rap tempo meer van zijn terrein aan Europa prijsgeven. In 1908 had Oostenrijk-Hongarije zomaar Bosnië-Herzegovina kunnen annexeren. Drie jaar later maakte het jonge Italië zijn koloniale ambities waar door Libië in Noord-Afrika te vestigen ten koste van de Ottomanen. Ook eilanden als Rhodos en Kos gingen van Constantinopel over op Rome. En weer een jaar later joeg een liga van Balkan-naties de Ottomanen van hun laatste lapje Europese grond af.

 

De Turken zaten dus in de hoek waar de klappen vielen, maar toch was er sprake van een nieuw elan. De Jonge Turken hadden in 1908 de macht gegrepen. Het was een mysterieus, ongrijpbaar gezelschap, dat zich meer formeel uitgaf als het Comité voor Eenheid en Vooruitgang. Van origine waren de Jonge Turken links-liberaal gezind geweest. Hun organisatie deed aan die van de vrijmetselaars denken. Ze zetten zich in concreto af tegen het autocratisch regime van sultan Abdulhamid II, die de Turkse grondwet buitenspel had gezet en het Ottomaanse Rijk op een islamitische leest was gaan schoeien.

 

Het zag er na die staatsgreep van 1908 beloftevol uit. In het ‘jonge Turkije’ leken vrijheid, gelijkheid en broederschap op te gaan. Bulgaren, Grieken, Joden, Koerden, Armeniërs en Turken – ze werden elkaars gelijken binnen het parlementaire raamwerk van een constitutionele monarchie. Abdulhamid II werd ingeruild voor zijn broer Mehmet V, die tot een paar maanden voor het eind van de Eerste Wereldoorlog een onbetekenende sultan zou blijven. Er werd door de Jonge Turken ook volop geïnvesteerd in onderwijs en openbare voorzieningen, maar al snel bleek dat zij ook een nationalistisch programma voerden.

 

De afkalving van het Ottomaanse Rijk moest gestopt worden. Minderheden die verdacht werden van heulen met de vijand – Armeniërs en Koerden met name – kregen het zwaar te verduren. De verturksing van het Ottomaanse Rijk werd ingebed in het romantisch ideaal van de turanisten, die een vergezochte verwantschap trokken tussen Turken, Mongolen, Japanners, Hongaren en Finnen – allemaal volkeren die lang geleden in Centraal-Azië hun bakermat hadden gekend.

 

De verpersoonlijking van dat Groot-Turkse ideaal was Enver Pasha. Hij was een van de drie pasha’s – vertaald: ‘heren’ – die de lakens uitdeelden sinds de staatsgreep van 1913. Die coup had zich niet zonder bloedvergieten voltrokken. Bij de moord op de minister van oorlog was Enver Pasha persoonlijk betrokken geweest.

 

Het triumviraat van de pasha’s was er vooral op uit de dreiging van Rusland onder controle te houden. Relaties met de grote jongens in Europa – Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland – waren daarop gericht. Maar van de drie pasha’s was oorlogsminister Enver het meest Duitsgezind. Hij was dan ook militair attaché in Berlijn geweest en had daar een perfecte beheersing van het Duits aan overgehouden. Boven zijn bureau hing een portret van Frederik de Grote, de Hohenzollern-vorst die door iedere ware Pruis aan het hart werd gedrukt.

 

Enver Pasha, een havik van het opportunistische soort, had de militaire leiding gehad in de twee Balkan Oorlogen die aan de Grote Oorlog voorafgingen. De eerste, zo zagen we al, was op een Turks fiasco uitgelopen, maar in de tweede had Enver de Thracische stad Edirne – het vroegere Adrianopel – terug kunnen winnen op de Bulgaren. Zijn ego zwol ervan, tot barstens toe. Vastbesloten was Enver om met hulp van zijn Duitse vrienden verder te gaan op het pad van de victorie. Ook in de jaren voor de drie pasha’s was er al wat moois opgebloeid tussen Berlijn en Constantinopel. Het wemelde aan de Bosporus van Duitse militairen en zakenlieden. De kroon op die vriendschap zou het plan BBB worden: een spoorlijn van Berlijn via de Bosporus naar Bagdad.

 

Toch was het niet al Duitsland wat de klok sloeg. Op maritiem gebied gingen de Turken liever met de Britten in zee. Twee ultramoderne oorlogsschepen hadden ze in Engeland besteld. Ze waren zo goed als klaar toen de Eerste Wereldoorlog op het punt van uitbreken stond. Op 3 augustus 1914 deelde de Britse regering de drie pasha’s in Constantinopel ijskoud mee dat ze de twee slagschepen niet kregen. De woede was enorm, vooral ook onder de gewone Turken, die massaal geld hadden ingezameld voor de twee oorlogsbodems, bedoeld om de Russen op de Zwarte Zee te imponeren. De Britten boden wel compensatie, maar als een staaltje hogeschooldiplomatie is het Britse besluit de boeken niet ingegaan.

 

Veel gewiekster maken de Duitsers juist gebruik van de Turkse onvrede over de twee verloren slagschepen. Twee Duitse schepen, de Goeben en de Breslau, die in de Middellandse Zee aan de geallieerden zijn ontsnapt, spoeden zich naar de Dardanellen, de zeestraat die naar Constantinopel leidt. Turkije is nog geen partij in de oorlog. Als de Goeben en Breslau door mogen varen, bekennen de Turken zich de facto tot het oorlogskamp van de Duitsers. Dat gaat zelfs Enver Pasha te snel, waarna de Duitse ambassadeur met een magistrale truc komt. De Turken mogen de twee schepen hebben. Met de fez op laten de Duitse manschappen op de Goeben en Breslau zich toejuichen door de bevolking van Constantinopel. ‘Deutschland über Allah’, gniffelen de Duitse diplomaten.

 

Op 27 september sluit de Turken de Dardanellen af voor alle scheepvaart, een besluit dat vooral de Russen treft. Dan is het de Duitse admiraal Souchon die, in Turkse dienst, op 29 oktober het laatste zetje geeft. Hij stoomt met de Goeben en de Breslau de Zwarte Zee op en valt de Russische havens van Odessa, Sebastopol en Theodosia aan. Vier dagen later verklaart Rusland het Ottomaanse Rijk de oorlog, gevolgd door Frankrijk en Groot-Brittannië. Sultan Mehmet V roept de jihad uit, in de hoop dat moslims onder geallieerd bewind in opstand komen. Maar daar komt het niet tot nauwelijks van.

 

***

 

Na de catastrofale Slag bij Sarikamis geraakt de militaire reputatie van Enver Pasha niet meer uit het slop. Zijn rivaal, Mustafa Kemal, wordt de held van Gallipoli, het schiereiland waar de Britten in 1915 hun tanden op stuk zullen bijten. Na de nederlaag van het Ottomaanse Rijk in  de Eerste Wereldoorlog gaat Mustafa Kemal als Atatürk bouwen aan een nieuw, modern Turkije. Voor een man als Enver Pasha is daarin geen plaats. Hij wordt zelfs ter dood veroordeeld, maar weet samen met de andere twee pasha’s aan boord van een Duitse onderzeeër te ontsnappen. Als Talaat Pasha  in 1921 in Berlijn wordt vermoord, is Enver Pasha voortaan de eerste man van het Comité voor Eenheid en Vooruitgang in ballingschap. In een brief zet hij dat jaar zijn missie uiteen: ‘Ik streef vandaag hetzelfde doel na als voor en tijdens de Revolutie van 1908, tijdens de Tripolitaanse Oorlog, de Balkanoorlogen en de Eerste Wereldoorlog. En dat doel is simpel: het organiseren en in beweging brengen van de islamitische wereld van vierhonderd miljoen mensen… en om hen te redden van de Europese en Amerikaanse onderdrukking, die hen in slavernij houdt ’.[1]

 

Ondertussen is hij al in contact gekomen met Lenin, de leider van de bolsjewieken. Die ziet in Enver Pasha een geschikte bondgenoot om islamitische volkeren warm voor de Sovjet-Unie te laten lopen. Het leidt tot een militaire confrontatie tussen de wereldse troepen van Atatürk en Allah’s strijders van Enver Pasha. Atatürk wint en sluit vrede met de Sovjet-Unie. Dat is voor Enver Pasha dan weer een reden om de wapens tegen de communisten op te nemen, aan het hoofd van wat als de Basmatsjiopstand bekend is komen te staan.

 

Enver ziet zichzelf al als kalief, wereldlijk leider van alle islamieten. Maar hij gaat in 1922 ten onder op de Kaukasus. Over de precieze toedracht van zijn dood, op 40-jarige leeftijd pas, doen twee versies de ronde. Hij zou gesneuveld zijn tijdens een charge tegen een sovjet-brigade: een kogel net boven het hart.  Of hij zou gewond hebben weten te ontkomen om niet veel later alsnog afgemaakt te worden door de sovjet-commandant zelf.

 

Enver Pasha mag sinds 1996 rusten in de stad waar hij als zoon van een ingenieur geboren werd: Constantinopel, dat sinds 1930 als Istanboel door het leven gaat. Hoewel de Turkse president Süleyman Demirel weinig twijfel en Enver Pasha bij diens herbegrafenis ‘een nationalist, een idealist en een eerlijk soldaat’ noemde, lijken de Turken nog altijd niet goed te weten wat ze met Enver en hun rol in de Eerste Wereldoorlog aan moeten.