247 Béla Kun en de vier Elzassen van Hongarije (zondag 16 maart 1919)

Béla Kun

Béla Kun

Niet langer dan 133 dagen duurde de socialistische heilstaat waarin Béla Kun het door de geallieerden vernederde Hongarije had omgevormd. Ook het experiment van ‘cultureel terrorisme‘, waarvan de beginselen van de vrije liefde een vitaal deel uitmaakten, zou niet beklijven.

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering (doc + mp3) per mail.

246 Jaroslav Hasek en het zwaaien met de krukken (zondag 9 maart 1919)

Jaroslav Hasek

Jaroslav Hasek

‘Ik ben een idioot van ambtswege’,  meldt de brave soldaat Svejk gehoorzaam. En als zijn superieur hem met de strop dreigt, vraagt Svejk of de luitenant soms ook wat extra vermicelli voor de kippensoep wil.  Achter het rondborstige romanpersonage van Svejk gaat de Tsjechische auteur Jaroslav Hasek schuil. Zelf ook een vreemd sujet.

236 Ludwig Wittgenstein en de logica van de loopgraven (zondag 29 december 1918)

Ludwig Wittgenstein

Ludwig Wittgenstein

Obsessief geniaal, in de lijn van de familie, was Ludwig Wittgenstein, die zijn Tractatus Logico-Philosophicus in de Oostenrijkse loopgraven uitwerkte, zoals hij zijn eigen mortier construeerde uit een boomstam met bronzen draad eromheen gewikkeld.

De logica van de loopgraven

De dood die de Oostenrijkse Rittmeister Kurt Wittgenstein tegen het eind van de Eerste Wereldoorlog aan het Italiaanse front vond, moet hij zelf opgezocht hebben. Maar waarom en hoe hij op 40-jarige leeftijd een eind aan zijn leven heeft gemaakt, zal altijd een mysterie blijven. Zijn lichaam is ook nooit teruggevonden.

Veertien jaar eerder, in 1904, ging zijn jongere broer Rudolf aan een tafeltje zitten in een restaurant in Berlijn, waar hij scheikunde studeerde. Hij vroeg de pianist om het lied ‘Verlassen, verlassen, verlassen bin ich’ en strooide toen wat kaliumcyanide door zijn melk. Snel maar gruwelijk trad de dood in.

Twee jaar dáárvoor weer ondernam Hans Wittgenstein, van al zijn muzikale broers en zussen nog het meest getalenteerd, een boottocht in Chesapeake Bay. Hij keerde niet terug. In Amerika had Hans zich ver weg geweten van zijn dominante, perfectionistische vader, die zijn kinderen thuis hield, waar hij ze beter dan op school meende te kunnen uitrusten voor een industriële loopbaan. Na de verdwijning van Hans ging zijn vader hem doodzwijgen. De rampspoed binnen het even begaafde als verdoemde gezin ging daarmee echter niet liggen. Zie Rudolf, zie Kurt.

Steenrijk was de vader, Karl Wittgenstein. De Oostenrijker stond bekend als de ‘Andrew Carnegie van Oost-Europa’. Met zijn Amerikaanse evenknie was hij ook bevriend. In twee decennia tijd had Wittgenstein een imperium uit ijzer en staal opgetrokken om zich op z’n 52e al terug te kunnen trekken in zijn ‘Paleis Wittgenstein’. Hij manifesteerde zich daar als een mecenas voor de Weense kunst. Gustav Klimt schilderde een van de dochters, Margarethe, bij gelegenheid van haar huwelijk. De oude Johannes Brahms, Bruno Walter, Clara Schumann, Gustav Mahler en Pablo Casals – al die groten uit de muziek kwamen bij de Wittgensteins over de vloer. De moeder des huizes, Leopoldine, was zelf ook een virtuoze pianiste.

Obsessieve genialiteit was de norm in het gezin. Ludwig, de benjamin onder de acht kinderen, ving er al vroeg een glimp van op in het holst van de nacht. Wakker gemaakt door pianospel daalde Ludwig de trap af. Onbespied keek hij toe hoe zijn oudere broer Hans als een bezetene achter de piano tekeer ging. Voor een flirt met de dood, waartoe zijn drie oudere broers zich lieten verleiden, zou ook Ludwig Wittgenstein ontvankelijk blijken. De man die door velen beschouwd wordt als de meest invloedrijke en oorspronkelijke filosoof van de twintigste eeuw, worstelde zijn leven lang met suïcidale gedachten.

Als kind spreidde Ludwig vooral een mechanische passie tentoon. Op z’n tiende fabriceerde hij al een naaimachine van houten stokjes. Zijn prestaties op school waren dan weer niet geweldig. Spellen met name was dramatisch: de jongen had dyslexie. Hij gold als een buitenbeentje, die stotterend Hoogduits sprak. Ludwig stond erop dat andere kinderen hem met ‘Sie’ aanspraken.

Toen zijn vader eindelijk van zijn principe afstapte en Ludwig naar school liet gaan, was het voor de jongste van het stel te laat om nog tot het gymnasium in Wenen toegelaten te kunnen worden. In Linz bezocht hij daarom de Staatsoberrealschule. De meeste leraren daar waren geestelijk gestoord, zo ging een van de andere leerlingen zich herinneren. Dat was Adolf Hitler, zes dagen ouder dan Ludwig Wittgenstein. Ze zaten niet in dezelfde klas – Hitler liep een jaar achter, Wittgenstein een jaar voor – en de theorie van de Australische auteur Kimberley Cornish dat Auschwitz terug valt te voeren tot een ruzie tussen beiden op het schoolplein, is ronduit bespottelijk. Drie van Ludwigs grootouders waren van Joodse komaf, maar de kinderen Wittgenstein werden gedoopt in overeenstemming met het katholieke geloof van moeder.

Ludwig begon een studie mechanica in Berlijn en raakte al snel geïnteresseerd in de luchtvaarttechniek, die hem in 1908 naar Manchester voerde. Hij slaagde erin een patent aan te vragen voor een nieuw type propeller. Zijn belangstelling voor wiskunde begon inmiddels de overhand te krijgen. Inspiratiebron waren de studies van Gottlob Frege en Bertrand Russell. Bij die laatste meldde hij zich in het Cambridge van het jaar 1911. Russell onderkende meteen het genie in Wittgenstein. ‘I love him en heb het gevoel dat hij alle problemen op zal lossen waarvoor ik te oud ben’, heeft Russell verzucht.

In 1913 stierf vader Karl Wittgenstein. Zijn zoon Ludwig kreeg de beschikking over een fortuin, waarvan hij een deel schonk aan schrijvers als Rainer Maria Rilke en Georg Trakl. Wittgenstein trok zich terug in een dorpje in Noorwegen, waar hij zich aan notities over logica zette. Aan de universiteit in Cambridge bleek men niet onder de indruk. De verontwaardiging daarover week bij Ludwig al snel voor de vervoering om als vrijwilliger in het leger van Oostenrijk-Hongarije te gaan dienen. Zijn oudste zuster Hermine zou in haar ‘Familieherinneringen’ schrijven dat niet enkel patriottisme Ludwig dreef, maar ook het verlangen iets moeilijks op te pakken buiten het intellectuele domein.

Zijn twee jaar oudere broer Paul meldde zich ook aan het front. Het eerste oorlogsjaar kwam hij niet ongeschonden door. Hij verloor zijn arm en werd door de Russen gevangen genomen. Na de oorlog zette de eenarmige Paul Wittgenstein zijn loopbaan als pianist voort. Maurice Ravel zou voor hem het ‘Concert voor de linkerhand’ – in D Majeur – gaan componeren. Paul Wittgenstein week in 1931 te Wenen eigenzinnig van de partituur af. Ravel zou het hem nooit vergeven.

Ludwig Wittgenstein ving de oorlog aan op een patrouilleboot op de Weichsel. Hij raakte bij een explosie gewond. Na zijn herstel diende hij op een legertrein in de buurt van Lvov. De klappen van het Broesilov Offensief ving hij in 1916 op. Januari 1917 werd hij als onderdeel van een regiment met houwitzers naar het Russisch front gestuurd. Ondanks zijn weerzin ertegen aanvaardde hij een officiersrang. Het laatste oorlogsjaar bekampte Ludwig Wittgenstein nabij het plateau van Asiago de Italianen. Daar construeerde hij zijn eigen mortier uit een boomstam met bronzen draad eromheen gewikkeld. Op 3 november 1918 namen de Italianen bij Trento een grote groep Oostenrijkers gevangen. Luitenant Ludwig Wittgenstein was een van hen.

De oorlog had hem niet alleen geweld gebracht. De filosofische notie van wat taal vermag, werkte hij in de loopgraven uit tot wat zijn beroemde Tractatus Logico-Philosophicus zou worden. Wittgenstein zag in een tijdschrift een tekening waarin de totstandkoming van een auto-ongeluk in stappen was weergegeven. Een zin, opgebouwd uit woorden, is zo’n zelfde plaatje van de werkelijkheid. Als woorden de namen van dingen zijn, dan is de gedachte een zin waarin die woorden zich op een betekenisvolle manier tot elkaar verhouden. Waar of niet waar, dat doet er niet toe. Zolang de voorstelling een stand van zaken kán zijn, dient taal de mens. Maar daarmee houdt het dan ook op.

Wat niet ís, wat geen ding is, maar een idee, kan ook niet gezegd worden. Pogingen daartoe zijn louter geleuter. ‘God’, ‘ziel’, ‘geest’ – dat zijn abstracties die zich semantisch niet laten temmen. Ethiek en esthetiek bewegen zich in mystieke sferen, waar de taal niet in door weet te dringen. Voilà, de zevende en meest geciteerde stelling uit de Tractatus van Wittgenstein: ‘Waar men niet over spreken kan, daarover moet men zwijgen.’

Tot augustus 1919 zat Wittgenstein opgesloten in een Italiaans kamp. Hij slaagde er met hulp van het Rode Kruis in om een kopie van zijn Tractatus op te sturen naar Russell en Frege in Engeland. ‘Abhandlung’ luidde de Duitse naam. Wittgenstein beschouwde het ook als het einde van zijn filosofische exercities: ‘De finale oplossing van de problemen’. Een uitgever bleek niet makkelijk te vinden. De ene vroeg een bijdrage in de drukkosten, de andere drong aan op wijzigingen in de tekst. Wittgenstein weigerde pertinent.

Eind december troffen Wittgenstein en Bertrand Russell elkaar in Den Haag. De Brit, die als pacifist de oorlog had getrotseerd, zag de oorlogsvrijwilliger Wittgenstein als een andere man terug. Mysticus en asceet was de Oostenrijker geworden. Een maand eerder had Wittgenstein in een brief aan Russell de opdracht gegeven om al zijn bezittingen, ook de dagboeken en manuscripten, in Cambridge te verbranden. Van zijn familie nam hij geen geld meer aan.

Russell toonde zich bereid om een inleiding tot de Tractatus te schrijven en zo de kansen op publiceren te verhogen. Maar Wittgenstein leek het wel te geloven en nam in augustus 1920 een betrekking aan als tuinman in de abdij van Klosterneuburg, nabij Wenen. Een maand later vestigde hij zich als onderwijzer op een lagere school in een Oostenrijks bergdorpje. In brieven aan Russell schreef hij met onverholen dedain over de dorpelingen. ‘Het valt me zwaar met mensen te leven. Het zijn alleen niet echt mensen, eerder een kwart dier en driekwart mens.’

Wittgenstein was een inspirerende leraar voor de bollebozen, maar een bullebak voor de kneuzen. Hij deelde oorvijgen uit en trok aan haren, ook die van meisjes, maar ontkende glashard als hij daarvoor ter verantwoording werd geroepen. In 1926 deed zich een incident voor waarmee hij niet weg kwam. Josef Haidbauer, een 11-jarige jongen, zou bewusteloos zijn geraakt na een uithaal van Wittgenstein. Die pakte als onderwijzer zijn biezen, maar ontkwam niet aan verhoren van de politie. Tot een daadwerkelijke vervolging kwam het niet, mogelijk door inspanningen van zijn welgestelde familie.

Wittgenstein wist daarna in Cambridge alsnog tot grote academische hoogten te stijgen. Bij zijn terugkeer in 1929 schreef de econoom John Maynard Keynes aan zijn vrouw: ‘Wel, God is aangekomen. Ik heb hem ontmoet in de trein van 5.15 uur.’ Hij gaf twee middagen per week college. Soms riep hij midden in een betoog ‘een ogenblik, even nadenken!’ om minutenlang naar zijn handpalm te kijken. Na nog naar Noorwegen te zijn uitgeweken, was het in Cambridge dat Ludwig Wittgenstein in 1951 op 62-jarige leeftijd kwam te overlijden aan prostaatkanker – het eind aan een overwegend solitair bestaan. Geen van zijn relaties met mannen was tot een langdurige verbintenis uitgegroeid.

Wittgenstein is nog naar Neder-Oostenrijk teruggekeerd om vergiffenis te vragen aan de kinderen die hij zo hardhandig had aangepakt. Hoe hebben de kinderen gereageerd op de boetedoening van hun geleerde onderwijzer van weleer? Wel, Hermine Piribauer schijnt het volgende antwoord te hebben gegeven: ‘Ja ja’.

227 Egon Schiele en de Apocalyps van Wenen (zondag 27 oktober 1918)

Egon Schiele (sterfbed)

Egon Schiele (sterfbed)

Het Habsburgse keizerrijk en kunstenaar Egon Schiele gaan zowat tegelijkertijd ten onder. Maar wie in de grauwe, geile kronkellijven van Schiele het voorstadium van het Habsburgse karkas meent te herkennen, maakt zich schuldig aan hineininterpretieren. De naakten van Schiele missen ieder decor.

  • Volgers van Veertien Achttien ontvangen deze aflevering (doc en mp3) over de mail.

218 Jan Syrový en het ooglapje van Zizka (zondag 25 augustus 1918)

Jan Syrový

Jan Syrový

Verguisd en vergeten sterft Jan Syrový op 82-jarige leeftijd in communistisch Tsjecho-Slowakije. De nationale held uit de Eerste Wereldoorlog, waarin hij te Rusland ook moest laveren tussen Roden en Witten, verwerd tot collaborateur in de tweede. In de Slag om Zborow beleefde hij op 1 en 2 juli 1917 zijn finest hour, weliswaar ten koste van zijn rechter oog.

201 Gavrilo Princip en de koude ketting in bed (zondag 28 april 1918)

Gavrilo Princip

Gavrilo Princip

Was Gavrilo Princip de moordenaar van twee mensen, aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw, of van tien miljoen? Hij loste in Sarajevo de eerste schoten van de oorlog. Tweehonderd weken in een koude cel later bezweek Gavrilo Princip aan de tering.

De koude ketting in bed

Tweehonderd weken heeft Gavrilo Princip in de afzondering van een kille cel de consequenties van zijn ene daad kunnen overdenken. Maar de vraag is of hij wel weet heeft gehad van de Marne en de Drina, de Tigris en de Somme, de Isonzo en de San – al die stromen van bloed die zijn gaan vloeien nadat híj op 28 juni 1914 in Sarajevo de trekker overhaalde en het leven nam van de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije en, zij het per ongeluk, diens vrouw. Schuilt achter causaliteit een morele dimensie? Is Gavrilo Princip de moordenaar van twee mensen of, zij het per ongeluk, van tien miljoen?

De Nederlands-Amerikaanse schrijver Hans Koning heeft in zijn roman ‘Death of a schoolboy’ een poging gewaagd de ziel van Gavrilo Princip bloot te leggen. Koning laat hem dit zeggen: ‘Het is van essentieel belang voor me niet in de verleiding te komen een persoonlijk drama te maken van wat er gebeurd is. Als ik dat deed, zou ik ellendig en eenzaam zijn. En dat ben ik geen van beide.’ Waarna de cipier de cel betreedt en de ketting van Gavrilo losmaakt van de ring in de stenen wand, zodat hij naar zijn brits kan lopen voor de nacht. ‘Ik leg de ketting onder de deken tegen me aan. Het koude metaal tegen mijn lichaam geeft me even een schok, maar dat gaat voorbij. Eerst liet ik de ketting altijd buiten mijn deken hangen, maar ik ontdekte dat het ding op die manier als een soort afvoerbuis werkte waardoor al mijn lichaamswarmte wegvloeide, zodat ik tegen de ochtend versteend was.’

***

Het verzet zit in de genen. De grootvader van Gavrilo Princip neemt in 1875 deel aan de opstand tegen de Ottomaanse heersers, die in Herzegovina aanvangt en op Bosnië overslaat. Gavrilo Princip wordt in 1894 geboren in een land waaruit de Turk is verdreven. Oostenrijk-Hongarije voert er nu het bewind. Er wordt flink geïnvesteerd in het nieuwe wingewest. De hoofdstad Sarajevo krijgt in 1885 de primeur van Europa’s eerste elektrische tram, die van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat over de boulevard rijdt. De nieuwe eeuw kan beginnen.

Gavrilo komt uit een Bosnisch dorp, niet ver van Kroatië. Zijn vader is een arme boer die ook de post bezorgt. Van de negen kinderen uit het gezin halen er zes de volwassenheid niet. Ook Gavrilo is zieltogend ter wereld gekomen en hij zal een iel ventje blijven. Op de dorpsschool legt hij echter een grote ijver aan de dag. Dertien jaar oud reist hij naar Sarajevo, om er onder de hoede van een oudere broer een studie aan te vangen. Het wordt alleen geen militaire opleiding, zoals hij zich had voorgenomen, maar de handelsschool. Hij verslindt de avonturenromans van Sir Walter Scott en Alexandre Dumas; zwelgt in heroïsche sagen uit het Servisch verleden; maakt zich het socialisme en het anarchisme eigen; en neemt zich voor de straatarme boeren op het platteland te gaan wreken.

In 1911 voegt hij zich bij een revolutionaire studentenbeweging die zich Jong Bosnië noemt. De leden nemen een ascetische levensstijl aan. Alcohol, seks en tabak mogen niet in de weg staan van hun patriottische ideaal. Dat is de vereniging van alle Zuid-Slaven, vrij van vreemde overheersing. Niet alleen orthodoxe Serviërs, ook katholieke Kroaten en islamitische Bosniakken maken deel van dat Jong Bosnië uit.

Na aan een demonstratie tegen het bewind deelgenomen te hebben, wordt hij van school verwijderd. Hij trekt naar Belgrado. Eenmaal voorbij de grens met Servië kust hij eerst de grond. Het kleine koninkrijk moet zijn vrijheid gaan verdedigen in een Balkanoorlog. Gavrilo wil zijn aandeel in die strijd leveren, maar hij komt niet door de selectie: te fragiel voor de troepen. Gekrenkt neemt hij zich voor zijn volk dan maar te gaan dienen door zichzelf te offeren, zoals zijn held Bogdan Zerajic dat heeft gedaan. Na een mislukte aanslag op de gouverneur van Bosnië, heeft die in 1911 de hand aan zichzelf geslagen.

Gavrilo Princip en zes andere samenzweerders staan op 28 juni 1914 in Sarajevo langs de kant van de weg. Ze komen Franz Ferdinand, de gehate satraap uit het Habsburgse huis, vermoorden. Nedeljko Cabrinovic gooit een bom. Die mist zijn doel. Snel drinkt Cabrinovic zijn flesje gif leeg en springt in de rivier. Levend wordt hij op het droge getrokken. Later op de middag schiet Gavrilo Princip met zijn Browning revolver, van Belgische makelij, twee keer raak. Voor ze hem wegsleuren van de locus delicti, neemt hij nog zijn slok cyanide. Maar ook Gavrilo Princip blijft in leven.

Als opgeschoten knullen gaan ze met gekruiste armen op een bankje in de rechtszaal hun straf afwachten. Drie van de zeven zullen de doodstraf krijgen. Princip en Cabrinovic, de twee die daadwerkelijk in actie zijn gekomen, zijn daar te jong voor: net geen twintig. Ze gaan beiden voor twintig jaar de cel in, maar Cabrinovic komt al in 1916 aan tuberculose te overlijden. Van Princip moet een arm geamputeerd worden, voordat ook hij aan de tering bezwijkt. Als hij op zondag de 28e april 1918 overlijdt, weegt hij nog maar 40 kilo.

Toen Gavrilo eens in de nacht wakker werd gemaakt om naar een andere cel overgebracht te worden, beet hij dit zijn gevangenisdirecteur toe: ‘Het is niet nodig me naar een gevangenis af te voeren. Mijn leven is al aan het afnemen. Ik stel voor dat jullie me aan een kruis nagelen en me levend verbranden. Mijn vlammend lijf zal als een toorts mijn volk verlichten op zijn weg naar vrijheid.’

Algemeen wordt aangenomen dat Princip en de zijnen geen fanatieke eenzaten waren. Dat ze vanuit Servië werden aangestuurd, lijdt geen twijfel. Maar daarmee is nog niet gezegd dat hun missie door Servië op touw was gezet. Centraal in het schimmenspel, waarin de Servische verantwoordelijkheid voor de Grote Oorlog lastig te ontwaren valt, staat de persoon van Dragutin Dimitrijevic – ‘een man die niet wist waar de grenzen van macht en verantwoordelijkheid lagen’. In de geheime kringen waarin hij zich bewoog, bediende Dimitrijevic zich van de codenaam Apis. Die had hij ontleend aan de heilige stier waarin de oude Egyptenaren zowel een vruchtbaarheidssymbool als een dodengod zagen. De droom van Apis was die van een Groot-Servië.

Deze Dimitrijevic had in 1903 met een groep getrouwen het koninklijk paleis van Servië bestormd. Ze leegden hun revolvers op koning Alexander en zijn vrouw Draga; takelden hun lichamen met sabels toe; en smeten het vorstenpaar uit het raam. De drie kogels waar Dimitrijevic tijdens de coup zelf tegenaan liep, zou hij de rest van zijn leven met zich meedragen. Door het parlement gekroond als ‘redder van het vaderland’ ging Dimitrijevic in de Balkanoorlogen een volgende heldenrol spelen. En hij smeedde een geheim genootschap onder een naam die van bravoure getuigde: Zwarte Hand. Jonge mannen die tuberculose onder de leden en dus weinig toekomst voor zich hadden, lieten zich het makkelijkst werven.

Van de Zwarte Hand – niet van Dimitrijevic zelf maar van een van zijn trawanten, majoor Voja Tankosic – kregen de aanslagplegers van Sarajevo in Servië hun moordtuig en hun zelfmoorddrankje, dat zo weinig probaat zou blijken. Moeiteloos konden ze de grens met Bosnië passeren. Werd daarbij van hogerhand een oogje dichtgeknepen? Wist premier Nikola Pasic van de hoed en de rand? Het relaas dat onderwijsminister Ljuba Jovanovitch tien jaar na dato liet optekenen, getuigt daarvan. ‘Ik herinner mij dat op een dag, ergens eind mei of begin juni, meneer Pasic ons mededeelde dat bepaalde personen op weg waren naar Sarajevo om Franz Ferdinand te vermoorden.’ Zijn angstige voorgevoelens liet Jovanovitch door een majoor wegnemen. Het was misschien een ongunstig moment, maar als er oorlog van kwam, dan konden ze zich van Russische ruggensteun verzekerd weten.

Is dat ook Pasic z’n afweging geweest? Laat maar, het zij zo, komt goed? Zat daar dan soms het idee achter van de Servische journalist die al in 1898 een Engelse minister had toevertrouwd dat ‘wij Serviërs leven in de hoop iets voor onszelf te krijgen uit de wereldbrand, wanneer die plaatsvindt.’ Of heeft Pasic wel degelijk geprobeerd Apis tot de orde te roepen? Volgens een theorie heeft de Zwarte Hand te elfde ure geprobeerd de aanslag af te blazen, maar lieten Princip en de zijnen, ongebonden als ze waren, zich door niets of niemand commanderen. Hoe dan ook, voor Oostenrijk-Hongarije was in de julidagen van 1914 een diepgaand onderzoek niet nodig. Wenen was het klip en klaar dat Belgrado de volledige schuld aan de moord op Franz Ferdinand en zijn Sophie droeg. De volledige bekentenis die drie van de moordenaars op 2 juli hadden afgelegd, sterkte Wenen in die overtuiging.

Bekend is dat Pasic erin was geslaagd een medewerker te laten infiltreren in de Zwarte Hand, dat zich als een gevaarlijke concurrent van de regering had opgeworpen. Als hoofd van de inlichtingendienst had Dimitrijevic al een voet tussen de deur van de macht. Binnen zou hij niet weten te komen. In juni 1917 speelde Pasic het klaar om kolonel Dimitrijevic voor een executiepeloton te leiden. De dubieuze aanklacht luidde dat Dimitrijevic plannen had gehad om kroonprins Alexander om zeep te brengen.

***

Gavrilo Princip zag zichzelf eerst als Joegoslaaf en dan pas als Serviër. De nationalisten die, honderd jaar na zijn geboorte, op de ruïnes van Joegoslavië elkaar naar het leven gingen staan, konden met zijn herinnering daarom moeilijk uit de voeten. De oorlog van Gavrilo Princip, een zelfverklaard atheïst, kon bovendien onmogelijk heilig zijn.

In het Joegoslavië van Tito was Gavrilo Princip bij menig patriot nog voor een held doorgegaan, of ten minste voor een ‘primitieve rebel’. Het was op het trottoir van de Appelkade in Sarajevo mogelijk om letterlijk in zijn voetstappen te gaan staan. Machtig gevoel moet dat zijn geweest: voor even bezit te nemen van hét kruispunt in de contemporaine geschiedenis. Maar in de jaren negentig kwamen vanuit de heuvels rondom Servische snipers de Bosnische hoofdstad gijzelen en wist Sarajevo niet hoe snel het zijn stoep schoon moest vegen van Gavrilo Princip, de zelfmoordterrorist.

Op de Balkan wordt de geschiedenis om de zoveel jaar herschreven. Vergevingsgezindheid is bepaald niet het leidend criterium. De oudste zoon van Franz Ferdinand moet daar wel toe in staat zijn geweest. Mede namens zijn broer en zus schreef hij Gavrilo Princip dat zij hem vergaven. Maar heeft Gavrilo in zijn cel die brief wel gekregen? En zou hij het zichzelf überhaupt hebben kunnen vergeven: de dood van die twee, laat staan van al die miljoenen?