086 Nicolaj Joedenitsj en een grote hoeveelheid bevroren lichamen (zondag 13 februari 1916)

Voor de Russische propagandisten van de Grote Oorlog was generaal Nicolaj Joedenitsj een troetelkind. Op de Kaukasus legde hij de Ottomanen over de knie. Als Witte generaal was hij in 1919 niet opgewassen tegen het Rode Leger van Leon Trotski. In ledigheid sleet hij zijn laatste dagen aan de Franse Rivièra.

Een grote hoeveelheid bevroren lichamen

Wie het oude Rusland aan zijn voeten wil zien liggen, kan een bezoek overwegen aan het Cimetière de Caucade te Nice. Terwijl de bolsjewieken verder bouwden aan hun Sovjet-Unie, dijde hier, aan de Côte d’Azur, de dodenakker van het oude, notabele Rusland uit.

Catharina Dolgorukaja, bijvoorbeeld, rust aan de Avenue de Sainte-Marguerite. Jarenlang was ze een van de vele maîtresses van tsaar Alexander II, om uiteindelijk toch ook het huwelijksbed met hem te mogen delen. Nadat Alexander in 1881 een zoveelste aanslag fataal was geworden zag zijn vrouw zich gedwongen Rusland in te ruilen voor de Franse Rivièra. De minachting van de Romanovs, haar schoonfamilie, dreef haar voort.

Vladimir Bezobrazov, die de Russische Keizerlijke Garde van 1914 tot 1917 commandeerde, gaat nu in ballingschap enkel nog over zijn Franse graf. Het ligt niet ver van dat van Elena, dochter van koning Peter I van Servië. Ook zij trouwde een Romanov, die in juli 1918 dan weer vermoord werd door de Tsjeka, de geheime dienst van de communisten.

Wie de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog wil overpeinzen, moet in Nice halt houden bij Serge Sazonov, minister van Buitenlandse Zaken tussen 1910 en 1916. Hij was het die in de julicrisis van 1914 op de tsaar inpraatte. Rusland diende solidair met de Slavische broeders in Servië te zijn. Rusland diende zijn troepen te mobiliseren. Rusland diende de strijd niet te schuwen. Onmogelijk kon hij vermoeden dat zijn oorlogszucht ging uitmonden in een stukje mediterrane grond.

Zerken verraden doorgaans alleen het begin en het eind van een leven, maar in het geval van Nicolaj Joedenitsj staan ook de jaartallen 1914-1917 in het Russisch op zijn graf gebeiteld. Ook deze generaal ligt op de Cimetière de Caucade. Zijn geëmailleerde portret op het graf heeft de tand des tijds behoorlijk doorstaan. Zijn uitwaaierende snor accentueert nog altijd de kale schedel. Moskou 1862-Saint-Laurent du Var 1933: dat zijn de plaatsen en jaren die het hele leven omspannen van Nicolaas Joedenitsj. Zijn tsaar is hij na de gewelddadige dood van Nicolaas II en zijn familie trouw gebleven. Joedenitsj was een van de Witte generaals, die het oude Rusland uit de klauwen van de communisten wilden redden.

Anthony Read maakt in zijn boek Wereldbrand duidelijk dat het conflict van na de Oktoberrevolutie ‘niet één enkele oorlog was, maar een reeks van burgeroorlogen en een reeks internationale oorlogen, die allemaal min of meer tegelijkertijd plaatsvonden in een roemloze, algemene vechtpartij’. Het was ook niet enkel een conflict tussen Roden en Witten. De vergeten partij bestond uit de Groenen: socialistische revolutionairen, gematigder dan Lenins bolsjewieken, die de grote boerenbevolking van Rusland vertegenwoordigden. De Witten bewezen de Roden een enorme dienst door in een reeks van veldslagen in 1918 de Groenen uit te schakelen.

Joedenitsj staat 30 september 1919 aan het hoofd van het Noordwestelijk Vrijwilligersleger dat vanuit Estland het nieuwe Rusland binnentrekt. Gering in aantal, maar ondersteund door wat Britse tanks en vliegtuigen, weten Joedenitsj’ manschappen op te rukken tot in de buitenwijken van Petrograd. Leon Trotski, Lenins rechterhand, trekt de verdediging van de stad naar zich toe, zijn troepen leidend vanuit het zadel. Het is een cruciale fase in de Russische burgeroorlog. Joedenitsj moet een pas op de plaats maken. Hij beraadt zich op een tweede aanval, maar kiest op 1 november toch eieren voor zijn geld. Tot aan Estland achtervolgt het Rode Leger hem. Zijn leger wordt ontbonden om uit Estland weggevoerd te kunnen worden op Britse schepen. Joedenitsj’ ballingschap in Frankrijk neemt dan een aanvang: dertien jaren zonder een historische rol van betekenis te midden van andere emigranten.

Volgens Read maakte Joedenitsj dezelfde fout als zijn collega-generaal Anton Denikin in Polen. Beide Witte generaals waren vastbesloten de oude grenzen van het tsaristische rijk in ere te herstellen. Denikin vervreemdde daardoor de Polen van zich, terwijl Joedenitsj de ruggensteun van de Esten verspeelde. Schrander genoeg deed Lenin beide nieuwe naties wel toezeggingen in ruil voor hun neutraliteit. Estland en de andere staten in het Baltische gebied zouden pas door Stalin in 1939 in het gareel van de Sovjet-Unie worden gedwongen.

Nicolaj Nicolajevitsj Joedenitsj is wel een van de bekwaamste Russische generaals gedurende de Eerste Wereldoorlog geweest. Al tijdens ‘14-’18 was hij het troetelkind van Russische propagandisten. Commandant van een regiment tijdens de Russisch-Japanse Oorlog leidde zijn militaire carrière hem in 1913 naar de Kaukasus. Op het grensvlak van Europa en Azië is de Kaukasus eeuwenlang een strijdtoneel geweest. Grieken, Romeinen, Perzen, Turken en Russen hebben gepoogd er hun invloed te vestigen. Het is tot in onze dagen een lappendeken gebleven van drie autonome landen – Armenië, Azerbeidzjan en Georgië – en zeven Russische republieken. Een vijftigtal volkeren, met hun eigen godsdiensten en talen, herbergt de Kaukasus.

Aan het eind van het eerste oorlogsjaar 1914 brengt Joedenitsj de aanvallende Ottomaanse troepen een zware nederlaag toe bij Sarikamis, dat aan de Anatolische kant van het Kaukasus-gebergte ligt. De overwinning bezorgt Joedenitsj promotie tot commandant van alle Russische troepen op de Kaukasus.

Op vier infanteristen telt het Russische leger één ruiter: de oorlog lijkt hier nog sterk op vorige conflicten. De voorgaande drie eeuwen hebben een aaneenschakeling van Russisch-Turkse oorlogen te zien gegeven. Steeds verder zijn de Russen opgetrokken, tot aan de oevers van de Zwarte Zee, voorbij de bergen van de Kaukasus ook. Voor een vaderlandslievende Rus voelde de Kaukasus aan als een ‘romantisch epos’, schrijft John Keegan, ‘voorgedragen in het werk van Poesjkin, Lermontov en de jonge Tolstoj, waarin de helden van hun tijd ridderlijk tegen de ‘edele wilde’ stamhoofden streden.’ Ondertussen zuchtten tal van Kaukasiërs, over het algemeen moslimbroeders van de Turken, onder de Russische knoet.

De tiende Russisch-Turkse Oorlog (1877-1878) werd deels uitgevochten op de Balkan, door toedoen waarvan Bulgaren, Roemenen, Serviërs en Montenegrijnen afstand van de Ottomanen konden gaan nemen. Maar ook een Kaukasisch front maakte opnieuw deel uit van het laatste grote conflict tussen Russen en Turken, voordat de Eerste Wereldoorlog de Kaukasus opnieuw hun arena maakte.

In het jaar 1915 keert de Ottomaanse overheid zich tegen haar Armeense onderdanen, terwijl ze ook met opstandige Koerden af gaat rekenen. Beide bevolkingsgroepen wenden zich voor steun tot het Russische leger. Armeense opstandelingen vullen de troepen van Joedenitsj dan ook aan als die in het voorjaar van 1915 aan een opmars beginnen door Trans-Kaukasië ofwel de Zuidelijke Kaukasus. Joedenitsj komt de Armeense verdedigers van de stad Van ook te hulp. Op 21 mei neemt hij de sleutels van de stad in ontvangst en helpt hij er een voorlopige Armeense regering in het zadel. Dezelfde maand nog gelast de Ottomaanse minster Talaat Pasha de deportatie van de christelijke Armeniërs oostwaarts, weg uit de dorpen en steden van hun voorouders.

Hoewel de Ottomanen in 1915 op Gallipoli de Britten en Fransen partij moeten geven, slagen ze er dat jaar ook in om tegenoffensieven op de Kaukasus te ontplooien. Ook de Armeense stad Van valt – voor even – weer in Turkse handen. September 1915 krijgt Joedenitsj dan een commandant boven zich in de persoon van de gedegradeerde grootvorst Nicolaas Nicolajevitsj. De tsaar heeft hem als opperbevelbevelhebber vervangen aan het oostelijk front, waar de Russen in het gedrang zijn geraakt. Nicolajevitsj krijgt als de nieuwe commandant op de Kaukasus te maken met een daadkrachtige, om niet te zeggen onstuimige generaal, Nicolaj Joedenitsj.

Begin 1916 laten de Ottomanen – bevrijd al wel van de last van Gallipoli – zich verrassen door een nieuwe veldtocht van Joedenitsj. Als die een aanvang neemt is de commandant van het Derde Leger dat Oost-Anatolië moet verdedigen, op verlof in Constantinopel. Mahmut Kamil Pasha is de naam. Zijn Duitse chef-staf Felix Guse is nog verder weg: in Duitsland. Hadden de Turken de vorige winter hun dadendrang nog moeten bekopen in de vrieskou van de Kaukasus, de Russen lukt het wél om het barre weer en de krakkemikkige wegen te trotseren. Van 10 tot 18 januari woedt de Slag om Köprüköy, waarvoor de Russen de meeste manschappen in het veld weten te brengen. Als het Derde Leger van de Ottomanen op moet geven stuurt Joedenitsj op hun achterhoede zijn Siberische Kozakken af. Bij Hasankale sabelen ze de achteruit strompelende Turken neer.

De Ottomanen, veertigduizend in getal, verschansen zich dan zwaar gehavend in Erzurum, dat beschouwd wordt als de op een na sterkste vestingstad in het Ottomaanse Rijk. Nicolajevitsj maant nog tot kalmte. Hij beschouwt het Kaukasus-front sowieso ondergeschikt aan de oorlog in Europa. Maar Joedenitsj ruikt het bloed van de Turken en hun inmiddels teruggekeerde bevelhebber, Mahmut Kamil Pasha. Erzurum, in de vijfde eeuw gesticht door de Byzantijnen, was als vestingstad na de Russisch-Turkse Oorlog van 1877-1878 gemoderniseerd, maar die versterking is inmiddels weer door de tijd achterhaald.

Al op 15 februari, de vijfde dag na de eerste bombardementen, zijn alle besneeuwde forten rondom Erzurum in de handen van Joedenitsj. Het zijn de Terek-Kozakken die de volgende dag de stad zelf binnentrekken. Navrant: ‘vrij man’ is de vertaling van het woord ‘kozak’, dat uit het Turks afkomstig is.

In zijn officieel rapport van de verovering van Erzurum betuigt Joedenitsj zijn respect aan het adres van de vijand: ‘Tijdens de vijf dagen durende aanval werd de vestingstad verdedigd door de Turken met een koppigheid waarvan de enorme hoeveelheid aan gedode en bevroren lichamen getuigt.’ Hij noteert ook dit: ‘Volgens de laatste informatie klagen gevangen genomen Turkse officieren en soldaten dat hun militaire staf geconcentreerd is in de handen van Duitsers.’

Joedenitsj bindt in maart ook de strategische steden van Mus en Bitlis aan zijn zegekar. Russische kruisers belagen vanaf de Zwarte Zee de havenstad Trabzon, die op 18 april onverdedigd in handen van de Russen valt. In juli volgt de Slag om Erzincan, waarna centraal Anatolië maar ook Mesopotamië voor de Russen open liggen. Maar dan doet in augustus de held van Gallipoli ook van zich spreken op de Kaukasus. Mustafa Kemal, Atatürk in latere jaren, weet Mus en Bitlis te heroveren. Tot die successen blijft het wel beperkt voor de Ottomanen, die hun poging Trabzon te heroveren op een deceptie hebben zien uitlopen.

Het Kaukasische front bevriest in de extreem strenge winter van 1916 op 1917. En dat laatste jaar brengt de revolutie naar Rusland. Nieuwe militaire campagnes op de Kaukasus blijven daardoor uit. Al de successen van Joedenitsj hebben de Russen weinig meer dan wat terreinwinst opgeleverd. De bondgenoten – onder wie ook de Arabieren – profiteren in het laatste oorlogsjaar wel van de uitputtingsslag waartoe de Ottomanen door de Russen zijn gedwongen. In 1918 smelt het Ottomaanse Rijk – als Kaukasische sneeuw voor een mediterrane zon.

050 Nicolaas Nicolajevitsj en de dood aan de Rivièra (zondag 6 juni 1915)

Aan het hoofd van het grootste leger dat de wereld ooit had gezien mocht Nicolaas Nicolajevitsj zich na het uitbreken van de oorlog positioneren. Maar de Russische stoomwals zou al snel haperen, waarna de grootvorst van zijn jongere neef, de tsaar, naar de Kaukasus kon vertrekken.

027 Enver Pasha en Deutschland Ueber Allah (zondag 27 december 1914)

‘De kleine Napoleon’ werd Enver Pasha wel genoemd. Maar daar kon de Jonge Turk toch pas aanspraak op maken toen zijn botten in 1996 de reis terug naar huis mochten maken, net als die van de Franse keizer veel eerder. Enver Pasha was allesbehalve een groot strateeg. Daarvan getuigen, ook postuum, zijn doodgevroren soldaten aan het Kaukasus-front. Maar wacht even, had Napoleon ook geen ervaring met de combinatie van vrieskou en de Rus als vijand?

Deutschland über Allah

Wie in hedendaags Turkije uit wil komen voor democratie, burgerrechten en scheiding van staat en moskee, die begeeft zich naar het Monument van de Vrijheid in Istanboel. Drie jaar voor de Grote Oorlog werd het opgetrokken, een kanon dat naar de hemel vuurt, ter ere van de 74 soldaten die het leven hadden gelaten om de terugkeer van een absolute vorst te voorkomen.

 

Een westerling die er als telg van de Verlichting ook zijn bloemstukje neer wil leggen, zal aarzelen zodra hij de namen van Talaat Pasha en Enver Pasha ontwaart. Talaat Pasha, de man die vereenzelvigd wordt met de Armeense genocide. Enver Pasha, de oorlogsminister en opperbevelhebber, die wel ‘de kleine Napoleon’ werd genoemd, maar daar toch eerder postuum dan bij leven aanspraak op kon maken. Enver Pasha was  allesbehalve een groot strateeg. Maar zoals Napoleons botten van Sint Helena naar Parijs over mochten komen, zo hebben ook de schamele resten van Enver Pasha de reis terug naar Istanboel kunnen maken. Het was pas in 1996 dat Enver Pasha werd toevertrouwd aan dat Monument van de Vrijheid.

 

Er is nog een parallel te trekken tussen Napoleon Bonaparte en Enver Pasha. Beiden hebben zich gruwelijk verkeken op de dodelijke combinatie van vrieskou en de Rus als vijand. Napoleons Grande Armée bevroor in 1812 tot op het bot, net als het Derde Leger van Enver Pasha rond de jaarwisseling van 1914 op 1915.  Van de 90.000 door hem op pad gestuurde soldaten, keerden er maar 12.000 huiswaarts.

 

Die ijselijke strijd kende als decor de Kaukasus, waar Turken en Russen in 1877 ook op elkaar gestuit waren. Enver Pasha was de man die er heil in zag om de Russen opnieuw in de Kaukasus te belagen. Het was ver weg van Sint Petersburg, waar ze de blik eerst en vooral op de slagvelden in het oosten van Europa hadden gericht. De Duitser Liman von Sanders, militair adviseur van de Ottomanen, ontraadde Enver Pasha om de aanval in de Kaukasus te zoeken – tevergeefs. De Slag bij Sarikamis, die duurde van 22 december tot en met 17 januari, zou uitlopen op een militaire tragedie voor de Ottomanen.

 

Dat het Ottomaanse rijk zijn beste tijd had gehad, tekende zich ver voor 1914 al af. Vanaf de dertiende eeuw hadden de Turken, in het spoor van de eerste sultan Osman I,  een macht gevormd waarmee op drie continenten rekening moest worden gehouden: Afrika, Azië en Europa. Maar in de negentiende eeuw strompelde het Ottomaanse Rijk voort als ‘de zieke man van Europa’, een wat gemelijke diagnose die wordt toegeschreven aan de Russische tsaar Nicolaas I. Maar het was waar: zowel militair als economisch hadden de Turken nog maar weinig bij te zetten.

 

In de twintigste eeuw moest het Ottomaanse Rijk in rap tempo meer van zijn terrein aan Europa prijsgeven. In 1908 had Oostenrijk-Hongarije zomaar Bosnië-Herzegovina kunnen annexeren. Drie jaar later maakte het jonge Italië zijn koloniale ambities waar door Libië in Noord-Afrika te vestigen ten koste van de Ottomanen. Ook eilanden als Rhodos en Kos gingen van Constantinopel over op Rome. En weer een jaar later joeg een liga van Balkan-naties de Ottomanen van hun laatste lapje Europese grond af.

 

De Turken zaten dus in de hoek waar de klappen vielen, maar toch was er sprake van een nieuw elan. De Jonge Turken hadden in 1908 de macht gegrepen. Het was een mysterieus, ongrijpbaar gezelschap, dat zich meer formeel uitgaf als het Comité voor Eenheid en Vooruitgang. Van origine waren de Jonge Turken links-liberaal gezind geweest. Hun organisatie deed aan die van de vrijmetselaars denken. Ze zetten zich in concreto af tegen het autocratisch regime van sultan Abdulhamid II, die de Turkse grondwet buitenspel had gezet en het Ottomaanse Rijk op een islamitische leest was gaan schoeien.

 

Het zag er na die staatsgreep van 1908 beloftevol uit. In het ‘jonge Turkije’ leken vrijheid, gelijkheid en broederschap op te gaan. Bulgaren, Grieken, Joden, Koerden, Armeniërs en Turken – ze werden elkaars gelijken binnen het parlementaire raamwerk van een constitutionele monarchie. Abdulhamid II werd ingeruild voor zijn broer Mehmet V, die tot een paar maanden voor het eind van de Eerste Wereldoorlog een onbetekenende sultan zou blijven. Er werd door de Jonge Turken ook volop geïnvesteerd in onderwijs en openbare voorzieningen, maar al snel bleek dat zij ook een nationalistisch programma voerden.

 

De afkalving van het Ottomaanse Rijk moest gestopt worden. Minderheden die verdacht werden van heulen met de vijand – Armeniërs en Koerden met name – kregen het zwaar te verduren. De verturksing van het Ottomaanse Rijk werd ingebed in het romantisch ideaal van de turanisten, die een vergezochte verwantschap trokken tussen Turken, Mongolen, Japanners, Hongaren en Finnen – allemaal volkeren die lang geleden in Centraal-Azië hun bakermat hadden gekend.

 

De verpersoonlijking van dat Groot-Turkse ideaal was Enver Pasha. Hij was een van de drie pasha’s – vertaald: ‘heren’ – die de lakens uitdeelden sinds de staatsgreep van 1913. Die coup had zich niet zonder bloedvergieten voltrokken. Bij de moord op de minister van oorlog was Enver Pasha persoonlijk betrokken geweest.

 

Het triumviraat van de pasha’s was er vooral op uit de dreiging van Rusland onder controle te houden. Relaties met de grote jongens in Europa – Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland – waren daarop gericht. Maar van de drie pasha’s was oorlogsminister Enver het meest Duitsgezind. Hij was dan ook militair attaché in Berlijn geweest en had daar een perfecte beheersing van het Duits aan overgehouden. Boven zijn bureau hing een portret van Frederik de Grote, de Hohenzollern-vorst die door iedere ware Pruis aan het hart werd gedrukt.

 

Enver Pasha, een havik van het opportunistische soort, had de militaire leiding gehad in de twee Balkan Oorlogen die aan de Grote Oorlog voorafgingen. De eerste, zo zagen we al, was op een Turks fiasco uitgelopen, maar in de tweede had Enver de Thracische stad Edirne – het vroegere Adrianopel – terug kunnen winnen op de Bulgaren. Zijn ego zwol ervan, tot barstens toe. Vastbesloten was Enver om met hulp van zijn Duitse vrienden verder te gaan op het pad van de victorie. Ook in de jaren voor de drie pasha’s was er al wat moois opgebloeid tussen Berlijn en Constantinopel. Het wemelde aan de Bosporus van Duitse militairen en zakenlieden. De kroon op die vriendschap zou het plan BBB worden: een spoorlijn van Berlijn via de Bosporus naar Bagdad.

 

Toch was het niet al Duitsland wat de klok sloeg. Op maritiem gebied gingen de Turken liever met de Britten in zee. Twee ultramoderne oorlogsschepen hadden ze in Engeland besteld. Ze waren zo goed als klaar toen de Eerste Wereldoorlog op het punt van uitbreken stond. Op 3 augustus 1914 deelde de Britse regering de drie pasha’s in Constantinopel ijskoud mee dat ze de twee slagschepen niet kregen. De woede was enorm, vooral ook onder de gewone Turken, die massaal geld hadden ingezameld voor de twee oorlogsbodems, bedoeld om de Russen op de Zwarte Zee te imponeren. De Britten boden wel compensatie, maar als een staaltje hogeschooldiplomatie is het Britse besluit de boeken niet ingegaan.

 

Veel gewiekster maken de Duitsers juist gebruik van de Turkse onvrede over de twee verloren slagschepen. Twee Duitse schepen, de Goeben en de Breslau, die in de Middellandse Zee aan de geallieerden zijn ontsnapt, spoeden zich naar de Dardanellen, de zeestraat die naar Constantinopel leidt. Turkije is nog geen partij in de oorlog. Als de Goeben en Breslau door mogen varen, bekennen de Turken zich de facto tot het oorlogskamp van de Duitsers. Dat gaat zelfs Enver Pasha te snel, waarna de Duitse ambassadeur met een magistrale truc komt. De Turken mogen de twee schepen hebben. Met de fez op laten de Duitse manschappen op de Goeben en Breslau zich toejuichen door de bevolking van Constantinopel. ‘Deutschland über Allah’, gniffelen de Duitse diplomaten.

 

Op 27 september sluit de Turken de Dardanellen af voor alle scheepvaart, een besluit dat vooral de Russen treft. Dan is het de Duitse admiraal Souchon die, in Turkse dienst, op 29 oktober het laatste zetje geeft. Hij stoomt met de Goeben en de Breslau de Zwarte Zee op en valt de Russische havens van Odessa, Sebastopol en Theodosia aan. Vier dagen later verklaart Rusland het Ottomaanse Rijk de oorlog, gevolgd door Frankrijk en Groot-Brittannië. Sultan Mehmet V roept de jihad uit, in de hoop dat moslims onder geallieerd bewind in opstand komen. Maar daar komt het niet tot nauwelijks van.

 

***

 

Na de catastrofale Slag bij Sarikamis geraakt de militaire reputatie van Enver Pasha niet meer uit het slop. Zijn rivaal, Mustafa Kemal, wordt de held van Gallipoli, het schiereiland waar de Britten in 1915 hun tanden op stuk zullen bijten. Na de nederlaag van het Ottomaanse Rijk in  de Eerste Wereldoorlog gaat Mustafa Kemal als Atatürk bouwen aan een nieuw, modern Turkije. Voor een man als Enver Pasha is daarin geen plaats. Hij wordt zelfs ter dood veroordeeld, maar weet samen met de andere twee pasha’s aan boord van een Duitse onderzeeër te ontsnappen. Als Talaat Pasha  in 1921 in Berlijn wordt vermoord, is Enver Pasha voortaan de eerste man van het Comité voor Eenheid en Vooruitgang in ballingschap. In een brief zet hij dat jaar zijn missie uiteen: ‘Ik streef vandaag hetzelfde doel na als voor en tijdens de Revolutie van 1908, tijdens de Tripolitaanse Oorlog, de Balkanoorlogen en de Eerste Wereldoorlog. En dat doel is simpel: het organiseren en in beweging brengen van de islamitische wereld van vierhonderd miljoen mensen… en om hen te redden van de Europese en Amerikaanse onderdrukking, die hen in slavernij houdt ’.[1]

 

Ondertussen is hij al in contact gekomen met Lenin, de leider van de bolsjewieken. Die ziet in Enver Pasha een geschikte bondgenoot om islamitische volkeren warm voor de Sovjet-Unie te laten lopen. Het leidt tot een militaire confrontatie tussen de wereldse troepen van Atatürk en Allah’s strijders van Enver Pasha. Atatürk wint en sluit vrede met de Sovjet-Unie. Dat is voor Enver Pasha dan weer een reden om de wapens tegen de communisten op te nemen, aan het hoofd van wat als de Basmatsjiopstand bekend is komen te staan.

 

Enver ziet zichzelf al als kalief, wereldlijk leider van alle islamieten. Maar hij gaat in 1922 ten onder op de Kaukasus. Over de precieze toedracht van zijn dood, op 40-jarige leeftijd pas, doen twee versies de ronde. Hij zou gesneuveld zijn tijdens een charge tegen een sovjet-brigade: een kogel net boven het hart.  Of hij zou gewond hebben weten te ontkomen om niet veel later alsnog afgemaakt te worden door de sovjet-commandant zelf.

 

Enver Pasha mag sinds 1996 rusten in de stad waar hij als zoon van een ingenieur geboren werd: Constantinopel, dat sinds 1930 als Istanboel door het leven gaat. Hoewel de Turkse president Süleyman Demirel weinig twijfel en Enver Pasha bij diens herbegrafenis ‘een nationalist, een idealist en een eerlijk soldaat’ noemde, lijken de Turken nog altijd niet goed te weten wat ze met Enver en hun rol in de Eerste Wereldoorlog aan moeten.