Veertien Achttien: 261 verhalen uit de Eerste Wereldoorlog

 

Welkom bij ‘Veertien Achttien, 261 gezichten van de Grote Oorlog’

In 2009 begon Tom Tacken aan ‘Veertien Achttien’, een wekelijkse podcast over de Grote Oorlog. Vijf jaar, zolang als de Grote Oorlog duurde tussen de fatale schoten in Sarajevo en de fatale handtekeningen in Versailles, ging de serie beslaan. En nu zijn er dan ook de boeken. In vijf jaargangen zijn alle 261 verhalen van Veertien Achttien ondergebracht.

De serie of losse afleveringen bestellen? Klik hier.

Politici, kunstenaars, soldaten, vorsten, denkers, schrijvers, burgers – de daders en de slachtoffers, de ezels en de leeuwen, de schuldigen en de onschuldigen. Een keur aan karakters die – week in week uit – de Grote Oorlog vormden, kom je hier tegen.

Op de tijdlijn ‘De Eerste Wereldoorlog in 261 weken’ tref je het chronologisch overzicht aan van de belangrijkste ontwikkelingen in de oorlog. Steeds vormt die kroniek de opmaat naar een biografisch verhaal uit de Grote Oorlog. Samen vormen die 261 impressies een caleidoscopische kijk op het conflict dat de twintigste eeuw in hoge mate bepaalde.

Download inleiding tot Veertien Achttien (klik rechts en save)

Luisteren naar Veertien Achttien? Ook dat kan nog. Zestig luisteruren aan mp3-bestanden kan ik je via We Transfer mailen voor de prijs van 20 euro. Mail: veertienachttien@gmail.com of bel 06-51534728.

Een lezing over de Eerste Wereldoorlog? Veertien Achttien biedt stof genoeg! Neem gerust contact op om te kijken hoe mijn verhaal bij jouw publiek past. 

Veertien Achttien werd gesponsord door Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW), Museum Romagne ’14-’18 en Vorm in Beeld.

 

Poster Veertien Achttien - 261 Gezichten van de Grote Oorlog (ontwerp Carla van Gisbergen)

 

019 Maximilian von Spee en het Atlantisch familiegraf (1 november 1914)

 

 

‘De kleine kruisers telden geen verliezen en leden geen schade tijdens de slag. Op de Gneisenau waren twee mannen lichtgewond. De bemanning van het schip begon het gevecht enthousiast. Iedereen deed zijn plicht en speelde een rol in de overwinning.’

 

Zo besluit, bijna onderkoeld, Graf Maximilian von Spee zijn rapport over de Slag bij Coronel, voor de kust van Chili, op 1 november 1914. De Duitse zeeheld heeft zojuist een inktzwarte bladzijde toegevoegd aan de maritieme historie van de Britten: het is de eerste zeeslag in een eeuw tijd die ze verliezen. Maar Von Spee is er niet de man naar om triomf te kraaien. Zo merkt hij ook zijdelings op dat zijn mannen geen kans hebben gehad om Britten uit de woeste zee te redden. Het leek hem namelijk raadzamer zich gevechtsklaar te houden voor een nieuwe confrontatie.

 

De Hochseeflotte van de keizerlijke marine zal de oorlog lang veilig thuis blijven, op een enkel avontuur na. De zwaarste kruisers, speeltjes van de keizer, mogen niet verloren gaan. Duikboten vormen de oorlog lang de troef van de Duitse marine. Maar de eerste maanden van de oorlog kunnen de Duitsers ook aan de oppervlakte van de wereldzeeën wel degelijk een paar troeven uitspelen. Ze bevinden zich in de handen van de bekwame en ervaren vice-admiraal Maximilian von Spee, die de adellijke titel van graaf mag voeren. Als de Eerste Wereldoorlog op uitbreken staat, voert Von Spee het bevel over een flottielje aan schepen, met Duitslands Chinese kolonie Qingdao als thuisbasis. In de zomer van 1914 heeft Von Spee er nog Britse collega’s ontvangen op zijn vlaggenschip, de Scharnhorst. De officieren hebben samen gedineerd en de matrozen samen gesport. Ganz gemütlich.

 

Maar nog voor de moordaanslag op Franz Ferdinand heeft Von Spee besloten om uit te varen. Eind juli, als de oorlog met rassen schreden nadert, bevindt hij zich midden op de Grote Oceaan. De schepen van Von Spee gaan zich met succes toeleggen op het uitschakelen van commerciële en troepentransportschepen. Over het algemeen nemen ze daarbij de erecode in acht: opvarenden sparen als dat mogelijk is.

 

We hebben het over acht kapers, waarvan de naam voorafgegaan wordt door de letters SMS: Seiner Majestät Schiff. De twee zwaarste zijn de pantserkruisers Scharnhorst en Gneisenau, namen die verwijzen naar Pruisische generaals uit de tijd van Napoleon. Zes lichtere kruisers zijn dan weer naar Duitse steden vernoemd.  De SMS Königsberg zal de Afrikaanse Rufiji-delta in worden gedreven. De Britten sluiten de weg naar de vrije zee af om vele maanden later, juli 1915, de aanval op het schip in te zetten. De Duitse kapitein besluit de Königsberg op te blazen, maar neemt nog wel wat kanons mee voor de Duitse landtroepen in Oost-Afrika.

 

De SMS Leipzig ligt bij het uitbreken van de oorlog voor de westkust van Mexico, maar de kruiser weet zich te voegen bij het eskader van Von Spee. Met datzelfde doel is het zusterschip van de Leipzig, de Nürnberg, in augustus 1914 al weggevaren van Honolulu. Ook de Dresden gaat zich aan de zijde van Von Spee melden. Het Caribisch gebied is zijn domein geweest. Toen Amerika en Mexico slaags raakten, vlak voor de oorlog in Europa losbarstte, maakte de Dresden zich verdienstelijk door zowel Amerikanen als de verdreven Mexicaanse president te evacueren.

 

Ook de Karlsruhe heeft zich in het Caribisch gebied opgehouden. Maar deze kruiser zal zich aan het zicht van Von Spee onttrekken. Als de Karlsruhe bij Barbados weer wat koopvaardijschepen wil kelderen, klinkt een luide explosie. Met de munitie vooraan in het schip moet wat mis zijn gegaan, al kan het mengen van buitgemaakte smeerolie met petroleum ook desastreus uitgepakt hebben. Hoe dan ook, op 4 november 1914 is het schluss met de Karlsruhe.

 

Dan komen we bij de Emden, de kruiser van de galante kapitein Karl von Müller. Meer nog dan de Karlsruhe weet de Emden tal van geallieerde koopvaarders uit te schakelen, zij het in de Indische Oceaan. Von Müller heeft er de vrije hand van Von Spee gekregen. Als de Emden opduikt in de wateren rondom Nederlands-Indië wordt Von Müller door de Nederlanders gemaand zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Von Müller glipt tussen Bali en Lombok door.

 

Het is een sluwe vos. Hij heeft een valse schoorsteen naast zijn drie echte rookpijpen geplaatst, zodat hij van op een afstand voor een Britse kruiser wordt aangezien. Franse, Japanse, Britse en Russische schepen maken lang tevergeefs jacht op Von Müller. Begin november kammen niet minder dan zestig schepen de Indische Oceaan af, op zoek naar de Emden. Von Müller neemt zich ondertussen voor om op een van de Cocoseilanden een telegraafstation uit te schakelen. Mannen van zijn Emden gaan aan land om die opdracht uit te voeren, maar een medewerker van de Eastern Telegraph Company heeft dan al het bericht van een vreemd oorlogsschip de wereld in gezonden. Het is de Australische kruiser Sydney die binnen drie uur ter plekke is om de Emden te langen leste te kortwieken.

 

Von Müller en zijn bemanning op het schip worden in gevangenschap overgebracht naar het eiland Malta. De manschappen die voor hun telegraafmissie aan land zijn gegaan, weten op een schoener te ontkomen om via het neutrale Nederlands-Indië en het vijandige Arabië in juni 1915 in Constantinopel aan te komen. Ze worden er als helden onthaald door de Turken. Von Müller wacht een bestaan als krijgsgevangene. Hij loopt malaria op, maar het zal hem vergund worden om in Nederland aan te sterken.

 

***

 

Terug nu naar Von Spee. Hij heeft via Samoa, Tahiti, de Markiezen en de Paaseilanden de Grote Oceaan overgestoken. Terwijl Japanners in die Stille Zuidzee her en der wat Duitse eilandjes oprollen, richt Von Spee zich op Franse bezittingen. Maar als hij vanaf de Paaseilanden een ongecodeerd signaal naar de kapiteins van zijn kruisers en bunkerschepen uitzendt, wordt dat ook in Zuid-Amerika opgevangen door Christoper Cradock.

 

De Britse admiraal besluit met enkele schepen – bepaald niet de snelste en modernste – koers te zetten naar het Chileense haventje van Coronel. Daar krijgt Von Spee op zijn beurt weet van. Buitengaats wacht hij, met de ondergaande zon in zijn rug, de Britse kruisers op. Het wordt geen slag, maar een slachting. Het is 1 november, Allerheiligen. De Monmouth en de Good Hope gaan, als silhouetten tegen het avondrood, met 1600 man aan boord naar beneden. De Glasgow en de Otranto ontkomen en weten de opstomende Canopus nog te waarschuwen.

 

Het debacle komt hard aan in Engeland. Prins Louis van Battenberg heeft vlak voor de ontluisterende nederlaag bij Coronel moeten wijken als First Sea Lord. Door zijn Duitse komaf was zijn positie onhoudbaar geworden. Als mosterd na de maaltijd zal hij in 1917 zijn naam Battenberg veranderen in Mountbatten, na ook nog even Battenhill te hebben overwogen.

 

Het is de 73-jarige Sir John Fisher die in zijn eerste werkweek als opvolger van Battenberg het dramatische nieuws van Coronel tot zich moet nemen. In samenspraak met Winston Churchill, die als First Lord of the Admiralty deel van de regering uitmaakt, neemt Fisher het besluit twee slagkruisers naar Von Spee te dirigeren. Het wordt voor de Inflexible en de Invincible zoeken naar een speld in een hooiberg, vrezen Churchill en Fisher, maar het geluk zal aan hun zijde zijn.

 

De Britse Falklandeilanden, de Malvinas voor Argentinië, heeft Von Spee als zijn volgend jachtterrein uitgekozen. Maar ook zijn tegenspeler, admiraal Doveton Sturdee, heeft besloten de Falklands aan te doen. Als hij met de Inflexible en Invincible aan het bunkeren is op 8 december 1914, ziet Sturdee tot zijn stomme verbazing de Duitse prooi naderen.

 

Nu zijn de rollen omgekeerd. Von Spee is niet rap genoeg om het gevecht te ontlopen. Zijn pantserkruisers Scharnhorst en Gneisenau zijn ook geen partij voor de slagkruisers Inflexible en Invincible – snel, wendbaar en zwaarbewapend als die zijn. Ook de twee lichte kruisers Nürnberg en Leipzig moeten eraan geloven. De Dresden ontkomt. Maar in maart 1915 zal het door een Brits eskader bij Chili alsnog op de staart worden getrapt. Na een driewerf hoera voor keizer en schip gaat ook deze kruiser dan naar de bodem. Saillant detail: in het Britse eskader houdt zich ook de Glasgow op, een overlevende van de Slag bij Coronel.

 

Bij de Falklandeilanden is aldus het doek gevallen voor de Duitse marine op volle zee. De oceanen zijn sowieso een zijtoneel van de Grote Oorlog gebleven. Zeker, de acht Duitse kapers waren lastig als horzels geweest, maar de 273.000 ton aan koopvaardijschepen die ze wisten uit te schakelen, maakten niet meer dan 2 procent van de Britse handelsvloot uit.

 

Von Spee is kopje onder gegaan met 2200 van zijn manschappen, onder wie ook zijn twee zonen Otto en Heinrich. Von Spee zelf is 53 jaar geworden. Zijn naam is in Duitse marinekringen in ere gehouden. In 1917 al werd begonnen met de bouw van een slagkruiser onder de naam Graf Spee. Maar die was niet op tijd klaar voor actie en zou na de wapenstilstand ook niet afgebouwd worden.

 

In 1934 wordt wel het pantserschip Admiral Graf Spee te water gelaten, maar al in 1939 zet de Britse marine dat schip bij Uruguay schaakmat. De kapitein ervan besluit zijn schip op te blazen. Later pleegt hij zelfmoord, nadat hij zich heeft gewikkeld in een vlag van de oude Kaiserliche Marine, kennelijk als protest tegen het naziregime. In 2004 werd begonnen met de berging van de Admiral Graf Spee. De bronzen adelaar van het schip kon, inclusief hakenkruis, gelicht worden.

 

De naam Von Spee is niet besmet, want in 1959 vernoemt de marine van de Bondsrepubliek Duitsland een trainingsfregat naar de zeegraaf uit de Eerste Wereldoorlog, wiens leven voerde van een Kopenhaagse wieg naar een Atlantisch familiegraf.

 

Von Spee had er na Coronel voor kunnen kiezen zich te verschuilen in de ‘blauwe woestijn’ die de Grote Oceaan is. Maar in zijn overwinningsroes ging hij voor de aanval. Of was het een heroïsche vorm van defaitisme? Twee dagen na Coronel vertrouwde Von Spee het volgende een vriend toe: ‘Ik kan Duitsland niet bereiken. Een andere veilige haven hebben we niet. Ik moet de zeeën van de wereld doorklieven en zoveel mogelijk schade aanrichten als mogelijk, totdat mijn munitie op is of een machtiger vijand erin slaagt me te vangen.’

 

Lang heeft die machtiger vijand niet op zich laten wachten.

 

004 Sir Edward Grey en de liefde voor vogeltjes (zondag 19 juli 1914)

 

Sir Edward Grey

Sir Edward Grey

De Britse minister van Buitenlandse Zaken had halverwege juli 1914 zijn ‘finest hour’ kunnen beleven. Maar helaas, Sir Edward Grey zag de lichten in heel Europa uitgaan. En hij wist: ik zal ze niet meer zien branden.

Als op 23 juli 1914 Oostenrijk-Hongarije de Serviërs opzadelt met een haast onmogelijk ultimatum, moet in Londen Sir Edward Grey’s finest hour aanbreken. Helaas, de Britse minister van Buitenlandse Zaken talmt en talmt. Grey is een fervent vliegvisser, maar nu het er als minister van Buitenlandse Zaken op aankomt, werpt hij veel te laat zijn aas in het water. Hij waagt nog wel een bemiddelingspoging, maar verzuimt de kemphanen op het continent duidelijk te maken waar zijn Engeland zelf staat.

Stel dat Grey van meet af aan tegen Frankrijk en Rusland had gezegd: ‘Reken niet op ons, wij hebben hier onze handen al vol aan Ierland.’ Hadden die twee er dan wellicht voor gekozen toch maar een oogje toe te knijpen terwijl Oostenrijk een tik uitdeelde aan Servië? Stel dat Grey zonder dralen tegen Duitsland en Oostenrijk had gezegd: ‘Over mijn lijk verstoren jullie het evenwicht in Europa. Engeland staat pal achter Frankrijk en Rusland.’ Had Berlijn er dan misschien heel wat krachtiger bij Wenen op aangedrongen de boel niet zo op de spits te drijven?

Geen van beide scenario’s heeft hij uit de la gehaald. Het weifelen van Grey heeft hem uiteindelijk zijn reputatie gekost, al is ie vooral beroemd geworden door die ene oneliner. Aan de vooravond van het uitbreken van de Grote Oorlog moet Grey, starend uit een raam van zijn Foreign Office, in een helder ogenblik tegen een vriend hebben gezegd. ‘The lamps are going out all over Europe; we shall not see them lit again in our lifetime.’

Groot-Brittannië kent geen minister van Buitenlandse Zaken die langer de majesteit heeft gediend dan Sir Edward Grey. Hij trad onder premier Sir Henry Campbell-Bannerman aan als hoofd van het Foreign Office in 1905 en moest pas wijken toen David Lloyd George eind 1916 de regering kwam overnemen van die andere liberale premier, Herbert Asquith. Geen andere Europese minister van Buitenlandse Zaken had in de voorafgaande jaren zo’n sterke machtspositie.

Grey, een vertegenwoordiger van de Liberal Party, stamt uit een familie van ambtsdragers, onder wie Earl Grey, bekend nadien van de thee. Edward is de oudste uit een gezin van zeven kinderen. Zijn opleiding volgt hij in Winchester en Oxford. In de jaren voor de oorlog toont Grey zich een bekwaam minister. Hij tekent in 1907 voor een detente in de betrekkingen met Rusland, waarmee de Conservatieve regeringen voordien op gespannen voet hebben gestaan. Voor Grey staat vast dat voor het machtsevenwicht Rusland als factor in de Europese politiek onontbeerlijk is. In Centraal-Azië komt hij met de Russen ook een afbakening van elkaars invloedssferen overeen.

Ook met Frankrijk haalt Grey de banden aan. Als staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft hij in 1895 nog van een ‘unfriendly act’ gesproken toen de Franse ontdekkingsreiziger Jean-Baptiste Marchand een expeditie naar de bovenloop van de Nijl aanving. Een oorlog met Frankrijk was op dat moment nog verre van ondenkbeeldig. In de nieuwe eeuw treedt echter hartelijkheid op in de relatie tussen Londen en Parijs, al ziet Grey als architect er wel op toe dat die Entente Cordiale niet uitmondt in een dwangbuis voor de Britten, die immers zo gehecht zijn aan hun splendid isolation.

De grootste bedreiging daarvoor komt uit Duitsland, meent ook Grey in die vooroorlogse jaren. De Duitsers overwegen serieus een invasie, is zijn inschatting. Germanofobie is de Britse minister van Buitenlandse Zaken niet vreemd. Tijdens hun vakanties brengen Duitse officieren de Britse kusten strategisch in kaart, veronderstelt hij. Grey’s beleid is echter niet gericht op een militair conflict met het economisch vitale Duitsland. ‘Containment’ is het uitgangspunt: Grey tracht Duitsland onder de duim te houden door het samen met andere grootmachten, Frankrijk en Rusland met name, te isoleren.

Zijn omzichtige manoeuvres, en de militaire verplichtingen die daaruit voortvloeien, spelen zich af in een sfeer van ‘hush hush’, zo zal oorlogspremier David Lloyd George in zijn memoires klagen over de gebrekkige informatieverstrekking vanuit het Foreign Office tijdens Grey’s ambtsperiode. ‘Zijn treffende fysionomie met de dunne lippen, de stevig gesloten mond en strakke gelaatstrekken gaven de indruk van koud staal’, vervolgt Lloyd George. ‘Voeg aan die uiterlijkheden zijn gereserveerde stijl van spreken toe en de rustige uitingen tijdens de zeldzame keren waarop hij sprak en men was geneigd een onverstoorbare kracht in geval van nood te verwachten.’

Tijdens de Julicrisis van 1914 heeft Grey die verwachting niet waar kunnen maken, zal Lloyd George pijnlijk duidelijk maken, maar drie jaar eerder was Grey goed uit de verf gekomen toen Duitsland en Frankrijk in 1911 opnieuw over Marokko met elkaar in botsing kwamen tijdens de Agadir Crisis. De Duitsers stuurden een kanonneerboot, de Panther, naar Noord-Afrika en escalatie dreigde. Grey koos samen met zijn premier Asquith voor een ferme waarschuwing aan het adres van Duitsland. Het sorteerde effect: Duitsland kroop in zijn schulp. De les om in voorkomende gevallen overeenkomstig te handelen, heeft Grey niet getrokken.

Algemeen wordt aangenomen dat Grey, de behoedzaamheid zelve, het gevaar in die mooie zomer van 1914 niet heeft zien aankomen. Groot-Brittannië was vooral doende met de kwestie van de Home Rule: de Ieren die zich los willen maken van Groot-Brittannië. Winston Churchill heeft aldus het moment beschreven waarop in een kabinetsvergadering de schaduw van de Julicrisis eindelijk over de Ierse kwestie heen viel: ‘De kalme, ernstige stem van Sir Edward Grey klonk, terwijl hij een document voorlas dat hij pas had ontvangen van Buitenlandse Zaken. Het was de Oostenrijkse boodschap aan Servië. (..) De parochies van Fermanagh en Tyrone zakten weer weg in de Ierse mist en buien, en ineens viel er een vreemd licht (..) over de kaart van Europa, dat zich snel verspreidde.’

Een week na de aanslag op Franz Ferdinand komt de Duitse ambassadeur Grey erop attenderen dat de spanningen wel eens hoog op kunnen gaan lopen. Grey wordt door Duitsland verzocht om Rusland tot kalmte te manen. Die rol kiest Grey ook uit; de rol van welwillende bemiddelaar, die op z’n tijd ‘rustig, rustig’ roept, waar hij beter met de vuist op tafel had kunnen slaan. Ook op de 23e juli, de cruciale dag van het Oostenrijks ultimatum, laat hij kostbare tijd voorbijgaan. Hij onderneemt nog wel een poging de 48 uur op te rekken waarbinnen Servië van Oostenrijk op het ultimatum moet reageren, maar die boodschap komt in Wenen niet aan.

In Berlijn hebben ze naar Grey’s voorstel van internationale bemiddeling tussen Rusland en Oostenrijk nog wél oren. De Duitse keizer is immers niet uit op een grootschalig conflict. Hij wil slechts de voorwaarden scheppen waaronder Oostenrijk met Servië korte metten kan maken. ‘Halt in Belgrado’, zo gaat die variant virtueel de geschiedenis in. De Duitse ambassadeur in Londen wordt op 25 juli, vlak voor middernacht, opgedragen om Grey te vertellen dat over zijn bemiddelingsplan te praten valt. Helaas, Grey is al uit Londen vertrokken om het weekend op zijn landgoed door te kunnen brengen.

De oorlogstrein dendert dus voort en zal uiteindelijk ook het station bereiken van Sir Edward Grey. Zonder het Britse kabinet daarin te kennen, spreekt Grey op 29 juli nog enkele vermanende woorden, ‘entirely calm but very grave’, aan het adres van de Duitse ambassadeur. Mocht het conflict tussen Oostenrijk en Servië niet ‘gelokaliseerd’ worden, dan zou het voor Groot-Brittannië niet ‘practicable’ zijn om zich terzijde te houden. Grey koppelt daar de huiveringwekkende voorspelling aan vast dat een oorlog de ‘greatest catastrophe’ zal zijn die de wereld ooit heeft aanschouwd. Het is allemaal te laat. Vanuit Berlijn zijn de keizer en zijn kanselier niet meer bij machte om in Wenen de teugels aan te trekken. De escalatie van het conflict zal later door Grey, net als door zijn Russische collega Serge Sazonov, tot de verantwoordelijkheid van Duitsland worden gerekend.

Als Duitsland op 4 augustus de oorlog aan België verklaart, is het ook met de neutraliteit van Engeland gedaan. Grey heeft het Britse lot niet onlosmakelijk verbonden aan Servië, Frankrijk of Rusland, maar van het kleine, neutrale België moest de Duitser met zijn tengels afblijven. Zijn historisch gelijk haalde Grey uit een verdrag uit 1839, dat ook door het toenmalige Pruisen was ondertekend en dat de neutraliteit van de jonge Belgische staat had gegarandeerd. Voor Grey was dat verdrag een erezaak, maar de Duitse kanselier Von Bethmann Hollweg moet het in een onderhoud met de Britse ambassadeur weg hebben gezet als een papiertje, een ‘scrap of paper’. In zijn memoires heeft Grey overigens aan laten tekenen dat de invasie van België dan wel de aanleiding voor oorlogsdeelname was geweest, maar dat zijn eigen gevoel hem ingaf toch vooral Frankrijk te moeten helpen.

Gaandeweg de oorlog ervaart Grey dat buitenlands beleid amper bestand is tegen militaire dynamiek. Hij werkt hard aan het verstevigen van de banden met Frankrijk en Rusland. Afgesproken wordt dat geen van drieën een afzonderlijke vrede na zal streven. Op Grey’s conto mag ook het belangrijke Pact van Londen worden geschreven, waarbij Italië zich aan de zijde van de geallieerden schaart. Maar hij verkijkt zich op de politieke stemming in Turkije en Bulgarije, die zich bij de Centrale machten aansluiten, en slaagt er ook niet in om Griekenland en Roemenië tijdig en volwaardig voor de geallieerde zaak te winnen. Zijn voor de oorlog nog zo glinsterende reputatie doet zijn naam inmiddels eer aan: grijzig.

In 1916, als David Lloyd George premier wordt, moet Grey zijn ministerspost afstaan aan Arthur Balfour, voormalig premier voor de Conservatieven. Grey treedt datzelfde jaar nog als Viscount Grey of Fallodon toe tot het Hogerhuis, de House of Lords. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog maakt hij zich sterk voor oprichting van een Volkerenbond, waarvoor ook de Amerikaanse president Wilson zich gaat inspannen.

Een diplomatieke missie, september 1919 onder zijn leiding, om de Verenigde Staten te bewegen het Verdrag van Versailles te aanvaarden mislukt. Twee jaar is Grey ambassadeur voor Groot-Brittannië in de Verenigde Staten. Ondertussen gaat zijn gezichtsvermogen steeds verder achteruit. In 1925 verschijnen zijn memoires onder de titel Twenty-Five Years. Hij speculeert daarin over een Engels-Amerikaans-Duits bondgenootschap dat de wereldvrede moet zekeren. Een nieuwe wereldoorlog zal nog aan verwezenlijking van die atlantische gedachte voorafgaan.

Voor hij in 1933 op 71-jarige leeftijd sterft, kinderloos na twee huwelijken, verschijnt er nog een belangwekkend boek van zijn hand: The Charm of Birds. Inderdaad, de andere kant van Sir Edward Grey is die van ornitholoog. Spijtig dat ie de Duitse adelaar niet wat beter heeft bestudeerd.